De haven van Stets werd voor dezen onder de vermaardste Neder-
landsche zeehavcns gerekend. Men zegt, dat cr vijf honderd sche-
pen in liggen konden , en dat men in het jaar 1468 hier gelyktijdig
honderd en vijftig schepen uit alle oordcn der wereld bijeen zag. Na-
derhand is deze haven verzand , en thans is zij , door de zandbanken
vöör het Zwin , de Paardenmarkt geheeteri, voor vreemde schippers
niet binnen te komen , ook kennen er geene andere, dan kleine vaar-
tuigen in havenen. De lengle van deze haven is van de kaai totaan
de ketenpoort in eene regie lijn 1200 eilen, doch zal als men de
kromme bogt volgt wel 1400 ell. zijn. Hare breedle wordt op 375
ell. begroöt. Zij ligt buiten de stad, benoorden den wal, en was
hier vroeger gedekt door de werken van het Groote Pas. Deze haven
inoet echler niet verward worden met de kaai, die binnen de stad
lig t, waarin zieh de Eede uitstort , en die , aau drie zijden met ardnin
opgetrokken en van woningen omgeven , een der fraaiste gedecllen van
de stad uitmaakt. De bekleeding met arduinsleen geschiedde in
1729—1739. Deze haven van Stuis wordt gewoonlijk het P a s - -Wa ter
genoemd, zie dat art, Met de verlenging door het Schorre is de lengte
bijna J u. gaans (2777 ell.).
Wat de blaam van ongezondheid , die op Sluis rust,' aangaat, alles
bepaalt zieh tot de gewone najaarskoortsen , die in vele streken van
ons Vaderland en vooral in Zeeland hcerschen. Toevallige omstandig-
heden maakten, dat zij voor de bezetting in vroegere tijden somlijds
cen kwaadaardig karakter aannamen (1).
In 1383 verzochten die van Sims , om tot de Geunieerde Provincien tc
mögen behooren , hetwelk liun, bij resolutie van de Staten-Generaal,
d.d. 3 February 1386, toegestaan werd, waarna de Staten destad,
van tijd tot tijd , hebben doen verslerken. De vestingwerken, zoo als
zij nu nog gezien worden, zijn in 1702 door den beroemden C oebook»
aangelegd , die daartoe ook de Eede afleidde , ten einde de vesten gedeel-.
telijk met zoet water te vollen en de kleine inundatie met zoet water
te kunnen bewerkstelligen. Zij waren zeer uitgebreid, doordat er
van tijd tot tijd verbeteringen en vermeerderingen zijn aangebragt.
De haven deelde deze werken in twee afzonderlijke deelen , waarvao
het oostelijke deel de eigenlijke stad omgaf, bestaande aan de land-
zijde uit eenen dubbelen hoofdwal, met zes heele en twee halve
bastions, zeven ravelijnen en eenige contrefacen vöör de geheele bastions,
alles voorzien van natte grachten en besloten binnen, eenen bedekten weg
met glacis , welke ook de met 3 bastions voorziene linie aao de watcrzijde
dekte en bovendien ten Zuiden nog eene lunette (Groningen) ¡d-
sloot. Nog drie buitenwerken, als : Coquel et ten N., eene lunette
tot dekking der Oos t sl ui s en de lunette Vr iesland ten Z , lagen
buiten dien bedekten weg. De westelijke werken, dienende tot dekking
der baven en stad , waren zeer onregelmatig aangelegd en bestanden
ten N. uit het hoornwerk Kl e i n e - P a s , de gebastionneerde
linie Gr oo t e -Pa S, daarop volgende, en de dubbele tenaiile ’ t Spij t-
uw - ß a k h u i s , ten Z. daarvan, welke, met eenige lunetlen en andere
afzonderlijke werken, een zamenhangend geheel uitmaakten, dat
met eenen bedekten weg met glacis en voorgracht voorzien was. De
(1) Zie G. W. C a l l e n p e l s en J# H ARG e t over de «ajaarshoortaen in de garnixoeneploateen
van Staate- Viaanderen, iu de Werken van het Zeeuwech Genootschap f Deel. X. Veel dat alle aandacht
bij dit onderwerp verdient , vindt men in het werkje van Mbwtit Haykkns. Bewijs dat de «iadt
Sluye in Staate-Vlaanderen een ueer geeonde lucht heeft, Te 'sllage by J. Bbjkboskb 1736.
voornoamste sterkte van Sims bestond in een goed gehruik van het
water te malten. Aan den landkant van de Weslsluis a f, een goed
stak veldwaarts in , liep een trachel, die aan den straatweg sloot, doch
aan de overzijde van de vaart, naast den straatweg, voortliep tot
aan de Oost-sluis. Men kon , door middel van deze twee sluizen , het
Ooster- en Wester gedeelte van den polder Bewester-Eedc , tot tegen
gemelden trachel, onder zeewater zetten. De Aardenburgsche-vaart,
eigenlijk ¿e tioor Coeboorn afgelcidc Eede , voorzag de grachten der stad
van water. Men kon er zelfs het land , tot tegen den trachel, door
onder zoetwater zetten ( en bet overige water door middel van eenige
sluizen, längs zijnen gewonen weg, in de Zoute laten loopen. Dit
was men gew'oon de kleine inundatie te noemen, terwijl het onder
water zetten buiten de trachels met zeewater de grootte inundatie heetle.
Aan de overzijde van de Zoute, kon het land, van St.-Donaas af,
längs de linie van gemeenschap en het Groot- en Klein-Pas, tot tegen
den zeedijk van het Zwin aan, onder zoul water gezet worden.
Alle welke inundalien Slois zeer stark maakten. , De oude hoofdwal
had bijkans een uur in den omtrek. De vestingwerken zijn nog aan-
wezig, doch de vesten groeijen van lieverlede toe met riet , de bruggen
zijn afgebroken , de poorten gedeeltelijk verdwenen of tot andere einde
bestemd, zoodat men längs dämmen en doorgravingen in de hoofdwal
binnen de stad komt ; — het werk Spijt uw bakhuis en de wa-
penplaats Belcaf zijn ook voor den straatweg op Brugge en eenen zij-
weg naar de aanlegplaats der bärge, geheel gesiecht; voorts zijn de
borstweringen der hoofdwal op vele plaatsen, afgeworpen, en eindelijk
is het kasteel , dat op de Noordpunt lag en dat de Franschen in
1793 gedeeltelijk hadden doen springen , in 1818 geheel afgebroken :
waardoor hier in de werken, een ledig ontstaan is , dat , ingeval de
vestingwerken weder gebruikt zouden moeten worden , aangevuld diende
te zijn (1). De vestingwerken van S l u is zijn , gedurende de Belgische
onlusten in 1830 en later, weder in zoodanigen Staat gebragt, dat zij
tegen eenen onverwachten aanval verzekeren konden ; doch alles is in
1839 weder gesiecht. Zij zijn nog steeds een eigendom van den Staat ,
maar aan de stad tot nader opzeg in pacht gegeven.
In oude tijden was Sims in muren beslolen, vooral naar den kant
der haven. ln de westbatterij ziet, men er nog een overblijfsel van.
■Het is door opgravingen ook gebleken, dat zij nog, voor het minst
op sommige plaatsen , in de wallen aanwezig en slechts met aarde be-
dekt zijn.
Door onderscheidene belegeringen geteislerd , is de stad thans bijna
van allen luister ontdaan. Nogthans herwint zij in bevalligheid, door
het wegruimen der bouwvallen , en het optrekken van nieuwe gebou-
wen. Ook is bare levendigheid vermeerderd door den grooten weg
der tweede klasse no. 1, welke haar doorsnijdt en door de nieuwe
trekvaart naar Brugge.
Sedert de verandering der vestingwerken van 1702 had men slechts
drie poorten, de Zui d - p o o r t , de K e t e n - p o o r t en de Paspoor t .
Ook daar of daarbij zijn nog de ingangen der stad. De Zu i d - p o o r t
dient thans tot pakhuis ; de beide andere zijn afgebroken. Te voren
had men buitendien de Oos t p o o r t , van welke een weg liep naar het
voormalige dorp Heinkenswerve , waarvan men nog de sporen vindt in
den polder Bewester-Eede, in eene daar liggende menne of landweg.
(1) Men zie omtrent het kasteel het volgende Artikel.