SIGAMBREN, voorm. bewoners van een gedeelte dezer landen.
Men plaatst hen aan de regterzijde van den Rijn in Gelderland en
Zutphen»; misschien hebben zij zieh tot aan de Vecht in de prov. Utrecht
uitgebreid , want zij waren vrij talrijk en zeer ondernemend.
Toen C aesar bij zijne aankomst hier te lande eene brug over den
Rijn had geslagen , ging hij , nadat hij zijnen terugtogt wel verzekerd
liad, op de S icambren af. Deze hadden, zoodra zij hoorden , dat
de brug over den Rijn begon geslagen te worden , op raad der Tenc-
tren en Usipeten, alles bij een gepakt en in wouden en bosschen de
wijk genomen. C aesar liet alle hunne dorpen en huizen in brand
sleken , en hun koren vernielen.
Toen hij later de Eburonen vogelvrij en hunne goederen prijs verklaard
had, trocken de S icambren, twee duizend man sterk, die rivier, met
schepen en schuiten over , dertig duizend schreden beneden de brug,
die C aesar achter gelaten had. Aanstonds vallen zij in de landpalen
der Eburonen , vangen eene menigte vlugtelingen op en een groot gelal
vee , helwelk bij hen de beste buit was. Hierdoor aangemoedigd trekken
zij, die voor geen moerassen of bosschen stonden , daar C aesar van de
band was, al verder voort, tot dat een gevangene , hun raadt naar
Atualaca te gaan , dat drie uren van daar en opgepropt was met al den
rijkdom der legioenen, onder eene zwakke bezetting , slecbts voor zeven
dagen van leeftogt voorzien.
De S icambren , die daardoor gelegenbeid kregen, om zieh te wreken
en te verrijken, trekken e r , onder geleide van dezen man, ter-
stond op af. De zevende dag was reeds versehenen en C icero , die
er het bevel voerde, vreesde, dat zijn Yeldheer niet stipt zijn woord
zonde kunnen nakomen. Tot dusver bad zelfs geen zoetelaar het
hoofd buiten de poort mögen steken ; rnaar C icero , het gemor van
bet volk moede en bevreesd voor gebrek , geeft eene groote menigte
van legerknechten verlof, om met hunne lastdieren in het naaste
veld op leeftogt uit te gaan, en aan drie honderd berstelde zieken
vrijheid, om de ruime lucht te scheppen, daar C aesar , met eene
magt van omtrent zestig duizend man in het veld getrokken, alles
schoon gemaakt had , en er geen vijand drie mijlen in het ronde
te duchten was. De legerplaals was in de nabijheid van eenen heuvcl
en van een boschje, achter welke «het graan op de akkers stond.
Hierdoor was het vrije uitzigt belemmerd en de beste gelegenheid
voor de S icambren, die toen juist kwamen aanrennen, om de Ro-
meinen , die zoo even hun Volk hadden uitgelaten , te overvallen en,
door de zelfde poort in hunne legerplaats in te dringen. Alles geraakte
op deze onverwachte versebijning in de uiterste wanorde. Men ver-
heeldde zieh , dat C aesar geslagen was en de voorhoede der Barbaren
dit overschot van het Romeinsche leger kwam overvallen. Men bragt
zieh het ongelukkig noodlot van de vorige bezetting te binnen en vreesde
de zelfde ramp te moeten ondergaan. De S icambren, die dit merkten
, hielden zieh te meer verzekerd , dat alleen eene zwakke bezel-
ting in deze sterkte was achter gelaten en drongen des te onversaag-
der aan, zoo dat de wacht hen naauwelijks kon afweren. Had de
kranke B acumjs, Hoofdman in een der voorste benden , zoodra hij het
gevaar bemerkte, een der verbijsterde, krijgsknechten het geweer niet
afgenomen; — was hij de andere Bcvelhebbers niet vöorg.egaan, de
S icambren zouden het ver gebragt hebben. Ofschoon hij schielijk door
vermoeidheid en wonden bezweek, hadden de anderen daardoor gelegenheid
, zieh te berstellen. De uitgetogen bende kwam intusschcn
terug. Het krijgsruinoer deed eenige Romeinsche ruiteren voor uit,
en de aanvallers terug trekken, wijl zij meenden, dat de legioenen
naderden. Dan het klein getal, dat zieh vertoonde , deed hen be-
sluiten, het aan te tasten. De' voorhoede, die uit nieuw geworven
manschappen bestond , wist niet wat tedoen, noch werwaarts te wijken ,
daar de legerplaats, hun eenigste beschutting in dezen oord, afgesne-
den was. Zij week terug naar de Bevelhebbers, terwijl de legerknechten
eene hoogte bereiklen, of door den ooverwachten vijand schielijk onder
de andere benden gedreven , de verwarring verdubbelden. Hier was
goede raad duur. Sommigen wilden zieh op den heuvel bijeen scharen
en de uitkomst afwachten, maar de anderen, onder welke de geoe-
fende benden, besloten in de gedaante van eenen driehoek door den
vijand heen te slaan, hetwelk zij onder het bevel van F rebomius ge-
iukkig volbragten , zoodal zij behouden in het leger kwamen. Zelfs
raakten de legerjongens met de ruiterij binnen ; maar de eerslen die
op den heuvel wilden blijven , berouw hebbende van hun verkeerd
overleg, mislukte het, en zij zouden allen in de pan gehakt zijn,
zoo eenige dappere Bevelhebbers niet, len koste van hun leven , aan
weinigen ruimte gemaakt hadden , om te ontkomen. De S icambren
tagen met den buit, dien zij verkregen hadden, over den Rijn. En
juist te re.gter tijd , dewijl V om s e n u s , in den zelfden nacht, met de
geheele ruiterij terug kwam ; maar de schrik had het volk van C icero
in zoo verre overmeesterd, dat het niet wilde gelooven, dat C aesar
met de zijnen behouden naderde. *5
In lateren tijd besloten de S icambren , verbonden met de U s ip e te n
en T e n c te r e n , overden Rijn, eenen inval in Gallie en de Romeinen
ook daar afbreuk te doen. Lollios zond hun eene, aanzienlijke ruiterbende
tegen; maar zij vielen de Romeinen uit eene hinderlaag
zoo onverhoeds en fei op het lijf, dat dezen de vlugt kozen. De
Sicambren en hunne bondgenooten vervolgden hen zoo lang , dat zij
Lomes zelfs achterbaalden■ en versloegen. Aoecsios rekende deze
zaak van zoo veel belang ,. dat hij , met eene aanzienlijke magt, der-
waarts .afzakte. De afbreuk die L oelius geleden had, werd door
nieuwe manschap geboet, en het zou nu deze Germanen gelden ; dan
zij dorsten den kans niet wagen; zij keerden weder naar hunne grenzen
, verzoebten om lierstelling van vrede en gaven gijzelaars.
De Romeinsche veldheer D rusus viel later in hun land, verwoestte
het grootendeels en verbrandde hunne woningen. Dit dappere volk
was echter niet uit te roeijen. In hunne bosschen en moerassen waren
zij ongenaakbaar voor den Romeinschen krijgsknecht, en geleden
schade konden -zij ligt hersteilen. Weinig hadden zij te verliezen,
die met weinig te vreden waren, en hunne woningen konden zij in eenen
grooten dag weder in zoo verre hersteilen, dat zij onder dak konden körnen.
D rosds nam evenwel naderhand de gelegenheid waar, dat zij,
®et hannc geheele magt, eenen inval deden in het land der Hatten,
cn strooplen hun gansche land af. Vervolgens groote overwinningen
°p de Kattea en Marcomannen en opdeze laatste grooten buit gemaakt
hebbende, wilde hij daarvan op zekeren heuvel een zegeteeken oprig-
jen. Dan, terwijl hij zieh hiermede onledig hield, hadden de Germa-
flen tijd, om zieh te berstellen en weder te vereenigen. . De magtigste
ander de Germaansche stammen, de C h e r u s c e n , Su e v en en Sicambren
namen D rusus , op zijnen terugtogt naar de winterlegering bij
zijne bondgenooten, waar. In eenen engen en hollen weg vall hij, die
te onregte waande , dat deze volken zieh niet zouden durven laten
X De e l . 2 4