liet zljn werk staan , nani den kortstcn weg naar S n e e k , en bood.
schapte het aldaar, waardoor het voornemen van F r i t t a h a verijdcld werd.
Deze verzocht toen den Burgemeestcr te mögen spreken, diedestijds juist
bij de vier Rapiteins der stad in gezelschap was. De Burgemeester, niet
willende voorkomen , liet de Raadsheer hem weten , dat de Kolooel
voor de poort was, hetwelk de Kapiteins, die het hoorden , deed zeg-
gen: » hier komt uwe schelmerij en verraderij al uit.” Zij liepen da-
delijk ieder naar zijne poort, roepende door de s ta d : » alarm, alarm."
De Raadsheer, meenende zulks te beletten, riep daarentegen : » lievo
burgers houd uwe deuren en vensters loe.” Maar de vier Kapiteins
riepen ieder in het geweer, oin de stad te verdedigen. Eenigen liepen
naar de Ooster-poort, waar de Kolonel, met zijne met volk geladen Wagens
, reeds op de valbrug was.; tcrwijl er nog wel honderd man verborgen
waren, om den aanslag te helpen uitvoeren. De Kolonel ging
op de brug van den wagen a f , om met de burgers tespreken, doch
een burger rigtte zijn roer op hem , hetwelk echter weigerde ; de Kolonel
moest dus met de zijnen terugkeeren. Men zeide, dat er on-
derscheidenu Sneekers bij den Kolonel aangeteekend waren , die eerst
zouden gehangen worden. De Raadsheer F r i t t a m a was intusschen in
levensgevaar, en zijne landen, die aan den weslkant der stad , tegen
de stadsgracht , lagen, werden tot versterking der stadsbolwerken ver-
graven. In dezen oploop deed groote dienst T i e t e H e t t in g a vanTlst,
die te voren in het dorp Rommerls gewoond had. Deze , eenige hcndcn
Soldaten onder het gebied van A e d o Gabbema beschreven hebbende,
voegde zieh, na met een Sneeker burger over den toestand der stad en de
gezindheid der burgers in onderhandeling te zijn geweest, met dit volk bij
dat van J o u a n B o n g a , een Friesch Edelman, d ie , den 17 Augustus,
van wege den Prins v a n O r a n j e , met eenige schepen met volk van Enk-
huizen gekomen was, om eenen aanslag op Friesland te ondernemen.
Den 20 daaropvolgende te S n e e k körnende, werden zij door de burgers
ingelaten. Niet lang daarna veranderde de Stadhouder B r o n k h o r s t de
Regering te S n e e k , en nam de stad,- als Gouverneur-Generaal van wege
den Prins..v a n O r a n j e , in den eed. De Sneekers haalden toen ook al
het koren en andere eetwaren uit de kloosters : het Hospitaal, Groen-
dijk en Tabor, en braglen het binnen de stad, len einde, in geval van
aanval, geen gebrek aan mondbehoeften te hebben. Men besloot ook
het Hospitaler-klooster af te breken, opdat de vijand zieh daarin niet
zoude nestelen. Te dien einde zond de Regering eenige timmerlieden
derwaarts, en men wendde de afbraak daarvan tot versterking van de
stad aan.
ln 1633 ontving S n e e k , op haar verzoek, tevens met nog acht andere
Friesche steden , eene nieuwe Raadsbestelling van de Heeren Staten.
Dit voorregt was echter niet van langen duur , want in het jaar 1637
ontving S n e e k een ander reglemcnt.
In 1631 , of daaromtrent, zou K a b e l S t ü a r t , zoon van den ont-
hoofden Koning K a b e l I , die voortvlugtig uit Engeland was, en de
wijk naar de Nederlanden genomen had , hier eenigen tijd gehuisvest
zijn geweest, bij den Heer C o r n e lis H a o b o is , Burgemeester te S n e e k , en
wegens Friesland Gecommitteerd ter vergaderinge van de Staten-Generaal,
wonende aan de noordzijde der Marktstraat; voor deze dienst zou
hem K a r e l , toen hij naderhand Koning was geworden , tot Ridder heb-
ben geslagen.
In 167 2 , werd h ie r, uithoofde der verdeeldheid die onder ’s Lands-
Staten was ontstaan, eene Staatsvergadering van vele , doch niet van
alle volmaglen ten landsdage gehouden'. Ook werd hier toen een
Reglement Reformatoir ontworpen , hetwelk echter nimmer is bekrach-
tigd of ten uitvoer gebragt."
Door het water heeft S n e e k herhaalde malen te lljden gehad. In
het jaar 1570 op Allerheiligenavond, stormde het zoo ontzaggelijk,
dat daardoor de dijken op vele plaatsen doorbraken , zoodat er een
aantal menschen , en ook veel vee verdronken. Te dier tijd is te S n e e k
komen aandrijven eene wieg , waarin een levend kind was, dat ge-
rust lag te slapen, met eene k a t , die van de eene zijde op de andere
springende, de wieg alzoo in evenwigt hield.
In 1825 maakte men, in den namiddag en vooral in den avond van
SFebruary, te S n e e k , uit de spoedige en hevige rijzing des waters op, dat
er iets builengewoons. bij de zeedijken voorgevallen moest zijn. In den
volgenden nacht waren vele inwoners werkzaam , om hunne goederen op
zolders te bergen , en den volgenden morgen stond het water, in de
straten en zelfs hier en daar in de huizen. Vele bewoners uit de laagste
gedeelten der stad waren dus genoodzaakt naar de bovetiste verdiepin-
gen hunner huizen , of naar de hoogere straten te vlugten. Dien dag
en den daarop volgenden kwamen verscheidene huisgezinnen met schui-
ten en bootjes binnen , en men zond pramen van daar af , welke vol
beesten uit de naburige dorpen terug kwamen. Des morgens van den
6 February konden de sluizen te S n e e k en in den omtrek den aan-
voer van het water niet langer wederstand bieden , terwijl aan de oost-
zijde de Steenen- en Groenedijk tot aan de Schouw, en aan de west-
zijde de Hemdijk overliepen , waardoor het overige gedeelte van Wym-
britseradeel, hetwelk tot hiertoe geen overlast van den vloed h a d ,
geheel overstroomd werd , en de rijzing van het water tot den morgen
van den 8 aanhield.
De stad S n e e k heeft tot wapen een gedeeld schild regts van goud ,
inet eenen uit de linkerzijde half te voorschijn körnenden arend van
sabel, en links van azuur met drie kroonen van goud, geplaatst en
pal. Boven het schild eenen open helm met kroon en eenen oranjeboom
tot helmteeken. Alles vastgehouden door een Herculesbeeld met
eenen knods gewapend aan de linkerzijde en ondersteund door eenen
leeuw ter regterzijde Daaronder staan de letters S. P. Q. S. Oudtijds
zegt men , dat het wapen tot omschrift had , de woorden plomp en
siegt,■ en sommigen meenen , dat daar nog bij behoort Vroom en op-
regt, gelijk men zulks uit een schilderstuk , dat nog in wezen is en
op het stadhuis kan gezien worden , als mede uit eenige oude geSchil-
derde glazen , heeft opgemaakt.
SNEEK (DE KLOKSLAG-VAN-), dat gedeelte van de gem. Sneek,
prov. Friesland, kw. Westergoo, hetwelk buiten de poorten dier stad
gelegen is.
SNEEKER-MEER (HET), meer, prov. Friesland, grootendeels kw.
Zevenwouden, griet. Doniawarstal, hoewel het ook voor een klein ge-,
deelte tot het kw. Oostergoo, griet. Rauwerderhein behoort, 1 u.
0. van Sneek.
Waarschijnlijk heeft dit ineer zijn naam ontleend van de stad Sneek ,
ofschoon het die stad niet bespoelt en daarmede alleen gemeenschap heeft
door de Houke-sloot. Het heeft omtrent twee en eene halve mijl in den
omtrek , en maakt door inhammen ondersebeidene andere meren , van
welke de Go i n g a r i j p s t e r - p o e l e n de voornaaniste zijn.
Dit meer , beslaat eene oppervlakle van 446 bund. 47 v. r., als onder
Doniawarstal, 423 bund. 47 v. r. 10 v. eil. en onder Rauwerderhem,