ln 1793 brandde aan den Voorweg eene zeer groote bouwmanswonlng
met bergen, schüren en verdere aanhoorigheden tot den grond toe af,
welke echter dflarna wederom in hareu vorigen slaat is berbouwd geworden.
Op den 1 September van het jaar 1798 ontstond er onder deze
gemeente andermaal brand aan den Broekweg, welke in körten tijd
een geheele boerderij , met daarop zijnde gebouwen en bergen , in de
ascli legde; doch ook deze heeft men spoedig wederom herbouwd, tot
welke herbouwing men de onkosten uit de liefdegaven en andere in-
zamelingen bij die gclegenbeid len voordeele der ongelukkigen gedaan,
gevonden heeft.
Het wapen van S o e t e r m e e r is een sebild van azuur, waarop drie
korenbloemen met Steel en bladen alles van goud en staandeop een teiras
van sabel. Het schild g'edekt met eene kroon'van goud en vastgehou-
den door twee leeuwen. *
SOETERMEER (NIEÜWE-DROOGGEMAAKTE - POLDER-VAN-),
pold. in Rijnland, .prov. Zuid-Nolland, arr. s Gravenhage, kanl,
Voorbu.rq, gem. Soetermeer; palende Ni aan den Soetermeersche-Meer-
polder, 0 . aan den Paiensteynsche-polder onder Zegvraart, Z, aan
den Driemans-polder en het dorp , W. aan den Stompwijksche-
Groote-polder.
Deze pold., welkein het jaar 1768 bedijkt is , bcslaal , volgens het
kadaster , eene oppervlakte van 681 bund. 13 v. r., 18 v. eil., waar-
onder 675 bund. schotbaar land ; telt 40 h ., waaronder 7 boerderijen,
en wordt door vijf molens, welke op de Vliet uitmalen, drooggehouden,
Het bestuur bestaal uit eenen President en vier Heemraden.
SOETERMEER-EN-ZEGWAART, kerk. gem., prov. Zuid-Holland,
klass. van ’s Gvavenhage, ring van Delft. Men beeftin deze gem. eene
kerkte Zegwa a r t , en telt er 1230 zielen , onder welke410 Ledematcn.
De eerste' die in deze gem. het leeraarambt heeft waargenomen is ge-
weest W i jn a n d v a n B e e k , die in het jaar 1873 herwaarts kwam , en
in het jaar 1603 overleed , nadat hij in 1393 emeritus was geworden.
Het beroep is eene collatie van den Ambachtsheer van S o e t e r m e e r .
SOETERMEER-EN-ZEGWAART, Remonstrantsche kerk. gem., prov.
Zuid-Holland, tweede klasse. Men heeft eene kerk te Zegwa a r t ,
en te lt er ruim 30 zielen, onder welke ruim 20 Lcdematen. De Pre-
dikant nam van 1813 to t#l8 4 6 tevens de dienst waar met Zeven-
b u i z e n , thans met Be r k e l . De e e rs te , die in deze gemeente het
leeraarambt hebben waargenomen , zijn geweest A l b e r t o s H o t t en u s en
anderen , die in het ja a r 1626 herwaarts kwamen. Het beroep ge-
sebiedt door den kerkeraad.
SOETER-MEER-EN-ZEGWAART , R. K. stat. in het aartspr. van
Uolland-en-Zeeland, dek. van Rijnland.
Men heeft in deze stat. eene kerk te S o e t e rm e e r , welke door
eenen Pastoor bediend wordt en telt er 1100 zielen, onder welke 790 Cora-
munikanten.
SOETERMEERSCHE-MEER (HET), voorm. meer in Rijnland, prov.
Zmd-Holland, tusschen S o e t e rm e e r , Wi l s v e e n , Stompwi jk
en S o e t e r w o u d e .
Dit meer , hetwelk eene oppervlakte van ongeveer 680 bund. besloeg,
was door de gedurige uitmoeringen van den veengrond ontstaan , en het
slond, uithoofde van zijne uitgestrektheid , diepte en ligging in «nen
zeer ligten en bollen veengrond , te vreezen , dat het eenmaal bij h°og
water en slormwindcn met vele naby gelegen dobben en andere
uitgetrokkene veenlanden zoude vereenigd worden , zoo dat het voor de
naburige ambachten gevaarlijk werd , waaroiu men reeds in het begin
der vorige eeuw te rade werd het te bedijken en droog te maken. Met
dat oogmerk wendde Jonkheer J a cob O em v a n W ijn g a e r d e n , Heer van
Benthuizen, Vrijheer van Wijngdarden-en-Ruybroek, Ambachtsheer
ran Soetermeer en Zegwaart, zieh , met eenige anderen zijner mede-
standers , tot de Heeren Staten van Holland en West-Friesland, met
kennisgeving van hun ontworpen plan, om dit meer te bedijken,
droog .te maken en tot vruchtbaar land te brengen , tot groot nut en
voordcel van het gemeene land en van alle de ingezetenen j aangezien
het te midden in het land en in de nabijheid van zoo vele aanzienlijke
sieden en dorpen was gelegen , zoodat h e t, tot land geworden zijnde,
eene groote menigfe vruchten , tot gerief van het algemeen , stond voort
te brengen ; terwijl zij tevens verzochten , om , aangezien deze bepol-
dering en droogmaking aan zeer groote kosten , gevaren en zwarighe-
den onderhevig waren, door hooggemelde Heeren Staten met eenige
voorregten en vrijdommen begunstigd en op deze wijze in deze hag-
gelijke onderneming ondersteund te worden. . Hierop werd aan welge-
nielden Heer O em v an W ijn g a e r d e n en zijne niedestanders door Hun
Ed. Groot Mog., op den 13 Maart 1614, verleend zeer günstige brieven
van octrooi, waarbij hun werd toegestaan dit S o e t e r m e e r s c h e - m e e r
geheel en len eenenmaal te bedijken ; terwijl hun ook tevens vele
groote en aanzienlijke voordeelen en vrijdommen werden vergnnd , en
wel inzonderheid dit opmerkelijk voorrefjt, dat aan hen en hunne
nakomclingen de eigen beheering van dezen te bedijken polder zoude
blijven, met magt , om tot bestiering daarvan de noodige Ambtenaren
aan te stellen , welke , benevens de ondernemers, zoodanige keuren en
ordonnantien betreifende de dijkwerken zouden mögen maken , als zij
tot bevordering der gemeene zaak dienstig zouden vinden ; met deze
bepaling noglhans, dat bet oppergezag over dezen polder zoude zijn
cn blijven aan Dijkgraaf en lloogheemraden van Rijnland Naardien nu
bij het zclfde octrooi was bepaald , dat , alvorens deze bedijking mögt
worden ondernomen, aan de stad Leyden, als bezittende den eigen-
dom derambachtsheerlijkheden van Soeterwoude, Stompwijk en Wilsveen,
zoude moeten worden voldaan alle schade, binder en letsel,
welke deze stad wegens die te doene bedijking zoude komen te lijden ,
cn ook aan haar op eene redelijke wijze zoude behooren genoegen ge-
geven te worden , wegens zoodanig r e g t, als Heeren Burgemeesters
en Regeerders van die stad , als Ambachtsheercn der voorzeide heer-
lijkheden , op het genoemde meer te vorderen hadden ; zoo zijn wel-
gemelde Heeren Bnrgemeesters en Regeerders der stad Leyden en de
Heer O em v a n W i j n g a e r d e n , op den 4 April van het zelfde jaar 1 6 1 4 ,
niet elkander deswege in der rainne overeeugekomen , dat aan de stad
Leyden ten eenwigen dage zal volgen , en zulks onder de leenbrieven
van de ambachtsheerl. van Soeterwoude en Stompwijk verstaan werden
begrepen te zijn , het regt van de ambachtsheerl., met alle de gevolgen
en aankleven van dien , over de twee honderd morgen (ruim 170 bund.)
van de voorgenoemde S o e t e r m e e r s c h e - m e e r , welke doorgaans het aller-
naast grenzen aan Stompwijk ; als ook over de kaden, dijken , dämmen
, wateringen en wegen daaronder begrepen , met alle zulke regten,
als door wclgemelde Heeren Burgemeesters en Regeerders, als
Ambachtsheeren , in alle’ andere oordeu van Stompwijk worden ge-
«efend; en mede met zoodanig regt van tienden, als in de opge-
melde twee honderd morgen zullen komen te vallen , en waartoe de