480 st, tr.
werd de Oostelijke uitgang gesloten , en werden ook de torens bij beide in«
gangen , die nu hunne oorspronkelijke bestemming grootendeels verloren
tot mime woningen verbouwd, en bij de bovenverdiepingen alleen de
builenmuren bebouden. Aan de oostzjjde verrees nu het verblijf des
Gouverneurs, een slout gevaarte, welks gevelmuur , op bet plein uit-
ziende , bij eene breedte van 37,¡5 eil., eene hoogte'van 20 eil. had en
dus zelfs boven de andere torens uitstak. Het gehouw, betwelk daar-
tegen over werd opgetrokken , was, ofschoon minder hoog, toch al-
mede zeer ruim. Beiden waren ook van boven gewelfd. Zoo ook de
tusseben dit laatste gebouw en den Zuidwest boektoren tegen den mutir
aangebragte kapel, die inwendig ongeveer 100 vierkante eilen vlakte
bezat. Door de poort, onder het westelijk gebouw, kwam men op het
voorplein en daarover aan de buitenpoort en den noordmuur van het nieuwe
werk, en buiten deze , längs eene krommebrug, binnen de stadswallen.
Midden op het plein stond een kunstig gebouwde regenbak, waarin
bet water van de gebouwen door buizen geleid werd.
Het kasteel deelde in alle de lotgevallen der stad, zoo bleef het
ook in het jaar 1384 , toen de stad ßrugge en eenigen van het Yrije
onder den Prins van C himay beslotcn badden met den Hertog vah
P arma t e liandelen , voor de Staten . behouden , tot aan de overgave
der stad iu 1387 (zie art. Sims). In 1604 kwam het met de stad
weder in de magt der Staten en bleef daarin, doch verviel tevens van
lieverlede meer en nieer , zoodat het er in het jaar 1622 reeds zeer
gehavend uitzag , en men later besloot van alle de torens, tot op een
na , de bovenverdiepingen te doen af breken ; ~ bet verdere muurwerk
tot op de zelfde hoogte 4.7 eil. boven de waterlijn neder te werpen,
en eindelijk, om daarna het geheel, ter beveiliging der kelders, met
eene rollaag te dekken, zoodat de torens toen voor ronddeelen en de
muren als borslweringen voor deze en de walgangen dienden.
In het jaar 1794 hebben de Franschen dit sterke kasteel gedeelte-
lijk doen springen , en in het jaar 1818 zijn de bouwvallen voor af-
braak verkocht, waarna dit reusaebtig gebouw werd afgebroken door
eenen arbeid van drie honderd man , die, omdat men de groote menigte
sleenen niet spoedig genoeg vervoeren kon , eenige maanden daaraan
bezig waren, en vervolgens vervangen werden door een kleiner ge-
tal , dat eenige jaren achter elkander bezig bleef. De meeste steenen
van dit voorbeeldeloos gevaarte zijn naar de Hoofdplaat gevoerd , en
hebben tot zinksteen aan de zeewerken gediend. Het nog. overige van
de afbraak en de Sporen des gebouws doen eertig denkbeeid van dit
weergalooze gewrocht erlangen.
De plaats, waar het gestaan heeft, is thans door opslijken zoo wel
als door het sleengruis endeaarde, die men op de boiwerken vond, in
een moerassig rietveld veranderd. Oudtijds had dit kasteel bijzon-
dere voorregten en Opperhoofden ; werd in vredestraktaten met name
genoemd, en bij den verkoop der stad Sluis., door Fnirs I I , aan die
van Brugge, in 1366, bepaaldelijk uilgezonderd.
Meer dan eenen aanzienlijken man strekten zijne muren tot ge-
vangenis. Wij noemen onder hen den Herlog van B o u il l o n , in 1333;
den edelen Admiraal d e C o l ig n y , in 1337 , en L ammgraal van E g u o n d ,
zoon van den onthoofden Graaf van dien naain, in 1382 (1).
f 1 ) Hen, die begeerig zijn meer nopens dit -hasteel -te Treten , Terwijzen Tvij naar het Kasteel
van Sluis in Vlaanäeren, door Dr. H. A. C a llkm fg ls en J . ab U tb k c h t DbessulhoiSi n.e-
degedecid in den Zesuicsche Yalis-Alwanak, roor het jaar 184ä , bi. 0-37.
S L ü . 4 8 1
SLUIS (HET KLEINE-KASTEEL-TE-), ook wel d e T o r en - van-
B ourgondiö genoemd , voorm. sterkte in Staqts-Viaanderen , prov. Zeeland
aan het Noorden der stad Sluis, aan de westzijde der haven.
Het was gesticht in het begin der vijftiende eeuw ter verdediging
der haven van Sluis, door J an zonder vrees, Hertog van Bourgondie,
die tevens Graaf van Vlaandeien was, waarvan het zijnen naam
ontleende. Dit kasteel, dat wel kleiner, maar, naar men wi l , nog
sterker dan het groote kasteel was, heeft slechts anderhalve eeuw
bestaan, en is , daar het vaarwater opslikte en alzoo de sterkte geen
dienst meer deed , in de zestiende eeuw, onder de regering van Keizer
K a r e l V , gesloopt. , ,
SLUIS (MET YRIJE-VAN-), landstreekm Staats-Viaanderen, prov.
Zeeland. Zie V r u e - va n- S lm s (H e t ) .
SLUISBUURT , b. in Kennemerland, prov. Noord-Holland, arr.,
kant. en 2£ u. Z. van Allemaar, gem. en £ ti. Z. O. van Akersloot.
SLUISCHE-GAT (HET), naam, welken men meestal geeft aan de
geul tusschen de banken aan den morid van i ie t Z w in , een water in
Staats-Viaanderen , prov. Zeeland. Zie Zwis (H e t ) .
SLUISCHE-PAD (HET), voorm. pad in Staats-Vlaanderen, in het
Vrije-van-Sluis, prov. Zeeland, distr. Sluis, loopendo van Breskens
op Sluis.
Het was de gewone weg voor voetgangers , ook voor den brieven-
post die tweemaal ’s weeks van Middelburg op Brugge en terug reisde,
en liep van Breskens over Groede op Nieuwvliet längs den gewonen
weg; voorts dwars door den Mcttenye-polder, den St. Jans-polder en den
Antwerpen-polder op den Ambachts-dijk; verder längs dien dijk voorbij
Potjes-herberg , waar de brieven voor Oostburg , Kadzand , Retranche-
ment en Zuidzande, werden afgegeven en opgenomen ; vandaar door de
Drie-Noormannen en den Vierhonderd Beoosten Ter-Hofstede, tot aan
het veer; Het maakte -toen de scheiding tusschen de parochien Kadzand
en Zuidzande. Op de kaart van M o g g e van 1636, Staat het
reeds aangeduid ; in 1816 is men begonnen het te dem pen , daar het
door het indijken van den Sophia-polder van minder belang was geworden.
SLUISCHE-VRIJE (HET), landstreek in Staals-Vlaanderen, prov.
Zeeland. Zie V b i j e - van- S l u is ( H et) .
SLUIS-DIJK (DE), dijk in het Land-van-Cuyk, prov. Noord-Bra-
land, welke in eene noordelijke rigling längs de westaijde van den
Sluis-polder-van-St.-Agatha löopt. -
SLUIS-EN-HOEF, buit. in het Overkwartier, prov. Utrecht, arr.,
kant. en 40 min. N. O. van de stad Utrecht, gem. en 10 min.
W.-van de Bill.
Deze buit. bcslaat, met heerenhuis en verder getimmerten, tuin ,
bosch en moesgronden , 10 bund. 33 v. eil. 12 v. r., en wOrdt thans
in eigendom bezeten en bewoond door Jonkbeer D. J. M a r t e n s .
SLUISJE (HET), geh. in Waterland, prov. Noord-Holland, arr.
en 4 u. Z. Z. W. van Hoorn, kant. en ± n. Z. van Purmerende,
gem. llpendam-Purmerland-en-den-llp, | u. N. van llpendam , waartoe
het behoort; aan het Noordholladdsche-kanaal; ter plaatse waar,
voor de graving van het kanaal , een schutsluisje lag in de toenmalige
trekvaart, waar naar dit geh. nog altijd het S l u is je genoemd wordt.
Men telt er 2 h. en 13 inw.
SLUISJESBEEK (DE), heek op de Over-Veluwe, prov. Gelderland,
die uit de heuvels onder Molecaten, gem. Oldebroek, onlspringt, en
X. D e e l . 3 1