gegravcn naar de Honte, ten einde de gemeenschap met de zee, welke
anders door de Schelde, längs Dendermonde cn Antwerpen , met veel
moeite plaats had, te verkorten , en om tevens meerdere veil igheid aan
liunne sclieepvaart te verschaffen, wanneerde stad Antwerpen, zoo als
meer dan eens het geval was, de zijde der Staten hield. Het water
in di t , ruim drie uren lange, Hanaal werd afgeleid uit de Leije, d ie ,
binnen Gent, met de Schelde zamenvloeit, en daar in vervolg van
ti jd , ter plaatse, waar naderhand Sas-vaü-Gent is gebouwd , voor de
uitwatering dezer vaart eene sluis of sas is aangelegd, zoo heeft de
sterkte, die naderhand tot dekking dezer sluis gebouwd i s , den naam
yan het Sas-vak-Geht, hetwelk zoo veel beteekende als de sluis van Gent ,
gekregen, zijnde dät gedeelte, alwaar de sterkte gebouwd was, om.
zijne hoogere ligging, het hooge Sas-vas-Geht genoemd , in tegenstelling
van het lagere gedeelte, hetwelk den naam van het läge Sas-vah-Gent
voerde. Yan deze sterkte zijn thans gcene sporen meer voorhanden. Ver-
moedelijk heeft zij gestaan op de hoogte van het buis en erve, thans be-
woond door den Heer Oud-Burgemeester W iu ia J as Jacöb vas EriAsc-
kesberg Es Peoscblitz.
De gemelde sluis of sas , als schutslnis gediend hebbende, is , in bet
iaar 1769, op 's Landskosten met nieuwe schutdeuren voorzien geworden.
In den beginne waren bij deze sluis , ten gerieve der schippers, eenige
woningen gebouwd, die van tijd tot tijd vermeerderden en , bij den aanvang
der Nederlandsche beroerten me tSpanje, in de zestiende eeuw , de ge-
daante van een open vlek verkregen, doch zonder eenige versterking.
Die van Gent echter , begrijpende dat het in hun belang was , om maat-
regelen te nemen, ten einde ten alten tijde meester yan deze vaart te
blijven , legden aldaar eenige yerdedigingswerken aan , waaronder twee
schansen, welke tevens nog als een middel van defensie voor hunne
eigene stad verstrekken kemden.
De vesting werken van S a s - v a s -G e n t waren, vöor de komst derFran-
schen in 1794, van eene groote uitgestrektheid en voortreffelijk aangelegd.
Zij bestonden uit eenen bekleeden boofdwal, met zeven boiwerken ,
welke hooge en läge gebogene flanken hadden ; was omringd door eene
breede hoofdgraeht, zes ravelijnen, eenen bedekten weg met glacisen reduitsin
de inspringende wapenplaatsen , al hetwelk door eene voorgracht
was ingesloten. De wal had omtrent een uur gaans in zijnen omtrek. Het
geheele ommeland kon, door het openen 'der sluizen, onder water gezet
worden. Aan de ooslzijde der vaart lagen nog drie schansen te weten : de
P a s , ten oosten tegenover de stad, welke de gedaante had van een hoornwerk;
de naam dezer schans wordt nog bewaard in de Pa s s l u i s (zie dat
woord), voorts £ u . ten zuiden van de stad S t. A n t h o n y of St . Antim
o n , zijnde eene achthoekige sterreschans, omringd door eene gracht,
bedekten weg met glacis en voorgracht, welke het in eene vierhoekige
gedaante insloten. Deze schans lag nabij den regter oevervan den Ka-
naaldijk, schuins over de bnurt de Stuiver, en h ad , waarschijnlijk ten
gevolge van zijne ligging aan de uitersteg renzen, eenen bijzonderen Kommandant,
die echter aan den Generaal-Kommandenr van het S a s - v a s -
G e n t ondergeschikt was. De derde schans S t. S t e v e n , lag ten oosten
van laatstgenoemde. Overigens bestonden albier drie poorten , als de
Ge n t s c h e - p o o r t , d eAx e l s c h e - p o o r t en d e P h i l i p p i n e - p ö o r t ,
alle in 1826 afgebroken.
Dat geen, wat van de vestingwerken nog aanwezig en thans in banden
is- van particulieren en van ’s Rijks Domein, kan den opmerkzamen
beschouwer eenigermate doen oortleelen over den schoonen aanlcg,
uitgebreidheid en sterkte dezer gewiglige gronsvesting, welke in de
dagen van baren bloei door een Regiment voctvolk van 0 0 0man , melde
noodige artillerie, bezet werd.
Ofscboon de vestingwerken nog grootendeels aanwezig , doch ^ buiten
onderboud zijn, wordt S a s - v a n -G e k t echter niet meer als vesting be-
schouwd en zoude, in tijd van oorlog, slechts voor zooverrc daarvan
kunnen gebruikt gemaakt worden , als zulks als veldwerkcn zoude
nutlig tzijn. " ,
Bij de afsluiting van het zoogenaamde Sassche-gat (zie dat woord),
in 1826, hebben d e , te S a s -E a n -G e s t toen bestaande-, oude schutsluizen
die veranderingen ondergaan , welke noodig waren , om ze met het nieuwe
kanaal in verband te brengen, waarvan dan ook voor de stad zoo veel
mogelijk party is getrokken, werdende zij in hare geheele lengte door
dat kanaal doorsneden, terwijl ook de twee, aldaar vroegerbestaan hebbende
, houten ophaalbruggen , vervangon zijn door eene fraaije dubbele
honten draaibrtig, waarover de geinccnsebap met het oostelijk cn wes-
lelijk gedeelte der stad, anders door het Kanaal vaneen gesebeiden ,
onderhouden wordt. Deze brug heeft eene opening in den dag vah 13
eil., het vaste gedeelte van den’ oostkant is lang 17.23 eil. en aan den
westkant 3.70. Zij rust op viei;jukkeri , draait aan iedere zijde met eene
klep , cn is in 1827 volbouwd.
De te S a s - v a n -G e n t , in 1826 en volgende jaren , aangelegde water- en
sluiswerken , op het meergemelde Kanaal, zijn bezienswaardig en trek-
ken te regt de aandacht van deskundigen tot zieh. Er liggen hier
twee kapitale sluizen. De bovensluis heeft twee openingen , de eene wijd
in den dag 11.70 ell. en gesloten met een paar puntdeuren; van ijzeren
Schoften voorzien, die tevens voor waterlozing dienen kunnen en met
de noodige sponden , voor vijftien schotbalkeu, ieder lang 12.70 eil.
Aan de obstzijde beslaat CE een middelpenant, op de dikle van 4.73 eil.,
zoo mede eene zijkoker, wijd in den dag 3.98 eil., gesloten door eene
drijfdeur met 4 schovCn , te zamen eene opening vorniende van 3.44
v. eil., terwijl echter voor de waterlozing de geheele drijfdeur kan ge-
opend worden, die alsdan eene opening daarstelt van 17.31.20 eil. In
dien koker zijn tweö sponden aangebragt, waarvoor 18 schotbalken bestaan
van 4.43 eil. lengte. Het peil der slagbalken van de drijf- en
ebdeureO is 4.40 ell. boven A. P.
De benedensluis heeft almede twee epeningen van de zelfde wijdte cn
afmetingen als die aan de bovensluis. Aan de westzijde bestaat ook cn
gelijk middenpenant en zijkoker, gesloten met eene zoogenaamde lol-
deur. In den koker vindt men twee sponden voor aebttien schotbalken,
lang 4.94 eil. Het peil der slagbalken van de toi- en ebdeuren is
4.80 ell. boven A. P.
De kom heeft eene lengte van 116 ell. van punt tot punt der ebdeuren ,
op eene brecdle van 40 ell. Het midden en de vleugels der beide sluizen ,
zoo wel als de regtstandige muren en de geheele oppervlakte, mits-
gaders de slagbalken van de ebdeuren , zijn van arduinsteen opge-
haald , uitgezonderd dat gedeelte van de vloer, hetwelk tusschcn de
koppeldeuren lig t, hetgeen van Rupelmbndschen Steen is opgemelseld.
Voorts is de geheele kom met ijzeren leuningen en alle de deüren met
dubbele ijzeren leuningen versierd.
In het jaar 1830 zijn de slnrzed van de linkerw'aterleiding of het zoogenaamde
Molenwater mede geheel hersleld en met Schotbalken voorzien ;
ook heeft toen de ontgraving plaats gehad, van de sluis bij den watermelon
a f , door de voormalige vestingwerken , tot in het hoofdkanaal. Over