in het bed der Moezel aanwezig zijn. Aan den voet van dezen berg
is eene bron , welker water mineraaldeelen bevat.
De inwoners van Basse-Kontz hebben de gewoonte op den avond
voor St. Jan , van den top des Strumbergs, een met slroo omwoeld
wiel, na dit stroo in brand gestoken te hebben, te laten rollen in
liet bed van de Moezel (1).
STRYPE (DE), smalte streep lands, prov. Friesland, kw. Ooster-
goo, griet. Tietjerksteradeel, nabij Bergum.
STUDENTENPAD (HET), geh. in Rijnland, prov. Zuid-Holland,
arr., kant. en ten Z. van Leyden, gem. en } u. N. ten W. van Soe-
terwoude , beginnende aan de Naakte-sluis , buiten de Koepoort der stad
Leyden, en loopende eerst längs de Vliet, tot 'aan de Woutenbrug en
vervolgens van daar längs de Haagsche en Delfsche trekvaart naar de
Witte-poort; inet 21 h. en 50 inw.
Längs dit geh. gaat een der meest bezochte wandelingen uit de
omstreken van Leyden.
. STÜfiRWOLD , plaats in Fivelgo, prov. Groningen, £ u. N. van
Stedum , waar vroeger het Stedumerwald gestaan heeft.
STUIFARRER , pold., in het Land-van-Voorne, prov. Zuid-Holland,
arr. en kant. Brielle, gem. Roekange; palende W. en N. aan
de zeedninen , 0 . aan den Strijpe-polder , Z. aan Oud-Rockange.
Deze polder beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van
264 bund. 65 v. r. 27 v. eil., waarondei 228 bund. 74 v. r. 80 v. eil.
schotbaar land , telt 35 h., waaronder 4 boerderijen, en wordt door eene
slnis, op de Maas, te Brielle, van het overtollige water ontlast. Het
polderbestuur bestaat uit eenen Schout, vijf Leden en eenen Secretaris.
STUIF-POLDER (DE) ook d e B o k k e - p o l d e r genoemd, pold. in het
eil. Goedereede-en-Overflakkee, proy. Zuid-Holland, arr. Brielle, kant.
Sommelsdijk, gem. Goedereede ; palende N. en O. aan de zeedninen ,
Z. aan den Rookiaasplaat-polder , W. aan den pold. den Oude-Oostdijk.
Deze pold. is in het jaar 1803 bedijkt.
STUIFZAND, geh., in de heerl. Ruinen, prov. Drentlie , arr. en
u. Z. van Assen, jud. en adm. kant. en 1-j u. N. 0 . van llooge-
veen, gem. en 1^ u. O. van Ruinen; met 10 h. en 60 inw.
Ook heeft men er, voor dit en het naburige geh. Zwa r t e- Sc ha ap ,
eene school, welke gemiddeld door een getal van 50 leerlingen bezocht
wordt. Den 21 Januarij 1840 is dit schoolgebouw door eenen feilen
windvlaag omgeslagen, juist toen de onderwijzer bezig was zijne leerlingen
te onderwijzen, en zulks met dit droevig gevolg, dat een leer-
ling , zijnde een jongen van 11 jaren , hierdoor het leven verloor, en
de overige aanwezigen, benevens de onderwijzer , ofschoon niet ge-
vaarlijk , gewond werden. .
STUIVELAAR , voorm. havez. in Twenthe, prov. Overijssel. Zie
S t o e v e l a a r .
STUIVER (DE) of L a a t s t e - S t b i v e r , b. in Staats-Vlaanderen, prov.
Zeeland, arr. en 8 u. Z. van Goes, kant. en 2^ u. Z. W. van A xe l,
distr. en ruim 4 u Z. W. van Hulst, geui..en 20 min. Z. van Sas-van-
Gent, aan den westelijken oever van het Ranaal-van-Neuzen op de Belgische
grenzen.
Deze b. ligt voor het grootste gedeelte onder de Belgische gem. Zel-
zaete , en voor een klein gedeelte onder de gem. Sas-van-Gent, staande
(1) Zie Mémoires de la Société Royale des antiquains de France, Tom. V , pag. 379 à 893.
Mém. de la Sooiété des Sciences t Lettres et Arts de Mets. 1824 , p. 62.
er op Nederlandsch grondgebied slechts 3 huizen, bewoond door
27 zielen.
Ingevolge art. 5 van het, den 5 November 1842, met Beigie ge-
sloten verdrag, maakt het midden van bovengenoemd kanaal de grens
ui t , van het voormalig fort St. Antoon , aan den oostelijken kanaal-
oever a f, lot tegen over het Nederlandsch tolkanloor in het gehucht
de S t u i v e r , ofschoon hier eigenlijk nimmer een zoodanig kantoor
heeft bestaan. Op deze beide punten zijn dan ook de ijzeren limiet-
palen of grensteekenen , de scheiding aanwijzende tusscben het ' Neder-
landsch en Belgisch lerritoir, geplaatst.
Gedurende de Belgische onlusten, als wanneer het laden en lossen
van goederen , waarvan, de oogluikende uitvoer naar Beigie, mogt
plaats hebben, binnen Sas-van-Gent verboden was , kwamen. de Neder-
landsche schepen tot tegen de limietscheiding , tusschen de beide landen
aan de b. d e S t d i v e r , alwaar zij hunne ladingen in Belgische schepen
oversloegen. Deze overladingen geschiedden in tegenwoordigheid
van Ambtenaren der in-> en uitgaande regten van beide rijken, die erelk
een wachthuis hadden , waarin zij bestendig wacht hielden. Waarschijn-
lijk is het op ons grondgebied deslijds bestaand hebbende wachthuis, dat
thans is afgebroken, in het 'roeergemeld traklaat, tolkantoor genoemd.
STÜIVEZAND , geh. in debar, van Breda, prov. Noord-Braband,
Vierde distr., arr. en 2 u. N. ten 0. van Breda, kant., gem. en
1J u. N. W. ten W. van Oosterhout, juist nabij het punt , alwaar
de vier gem.: Oosterhout, Made-en-Drimmelen , Terheyden en Hooge-
en-Lage-Zwaluwe elkander regthoekig aanraken.
STÜIVEZAND, geh. in de bar. van Breda, prov. Noord-Braband,
Vierde distr., arr. en 2J u. Z. Z. W. van Breda, kant. en 2 t u.
Z. W. van Ginneken, gem. Zundcrt-en- Weinhout, £ u. N. N. 0. van
Groot-Zundert, aan den straatweg van Breda op Antwerpen j met 22 h.
en ruim 130 inw.
STURVAARDER-MAAR (HET), water in het Oldambt, prov. Groningen.
Zie W a g e n b o b g e r -m a a r ( H e t ) .
STURIERS , in bet Lat.• Storü , oude bewoners dezer landen.
Zij hadden van voren tot grenspalen de Noordzee, van achteren en
aan beide zijden waren zij besloten door rivieren , namelijk de Sala of
IJsselstroom , die, eer Drusus den Rhijn daarin bragt, zieh bij het
eiland Texel ontlastte, en de Vliestroom. Verder waren zij omringd van
het Meer, hetwelk tusschen het eiland Flevo en het verdere strand
der Friezen lag, als ook door den zelfden Vliestroom , wederom smaller
geworden zijnde : zoodat het voornoemde eiland binnen die palen be-
grepen was. Het grootste gedeelte van hun land is derhalven beden
tot zee geworden : het overige begrjjpt in zieh niet meer dan eene
grietenij, genaaiud Hemelum e r - 01 d e p h a e r t , met twee kleine
steden , Stavoren en l l indel oopen.
STURMERDIJR, voorm. adell. h. in het Nederkwartier der prov.
Utrecht. Zie S t o r h e r d m k .
STÜRMZANDT of STURMEZANDT, voorm. amb. op het eil. Zuid-
Beveland, prov. Zeeland, N. van Wemeldinge. Het was volgens Smal-
l e g a h g e groot 527 gemeten 299 roed. 6 voet. (228 bund. 60 v. r.
23 v. ell.) en daarvan schijnt met den vloed van 5 November 1530 te
zijn ondergeloopen 519 gemeten (ongeveer 240 bund.), terwijl weder
herdijkt zijn 244 gemeten of 103 bund. Deze zijn echter weder zoo
ver met de zee gemeen gemaakt, dat in het jaar 1753 van ditambacht
niet meer overig was dan een klein poldertje. Zie S t o b k z a h d .