ovcrleed. Na bet vertrek van den Predikant J o h a n n e s H e n r ig b s R e g e n -
b o g e ii , hetwelk in het jaar 1797 plaats had , is S t a v o r e n door slechts
eenen Predikant bediend geworden. Onder de hier gestaan hebbende
Predikanten verdienen bijzonder vermeld te worden W i l h e lm o s ä B r a k e l ,
de schrijver van de Redelijke Gödsdienst, die er in 1665 kwam en in
1670 naar Harlingen vertrok ; E e l c o T i n g a van 1786—1791 hier in
dienst, later Hoogleeraar te Groningen en aldaar overleden, en zijn
opvolger J o h a n n e s H e n b ic u s R e g e n b o g e n van 1791—1797, die later Hoogleeraar
.te Franeker en te Leyden is geweest. De tweede Predikanten
stonden bier meestijds aan bet boofd der Lalijnsche school. Het beroep
geschiedt door den kerkeraad.
De Doopsg ez ind en, van welke men er 90 aantreft, maken
mede eene gem. u it, welke door een geordend Leeraar bediend wordt. —
De 2 Ev a n g e l i s c h - L u t b e r s c h e n , welke er wonen , behooren tot
de gem. van Workum. *■— De Roomsch -K athol i jken , die er
6 in getal zijn, worden tot de stat. van Bakhuizen gerekend.
Men heeft in deze gem. 2 scholen , welke gezamenlijk gcmiddeld door
een getal van 50 leerlingen bezocbt worden.
De stad S t a v o b e n of S x a v e b e n , in het Latijn S t a v e r a , in het ond
Friesch S t a p h r c m o f S t a e h b m , z o o als zij ook nog teg^nwoordig b i j h e t
meeste landvolk heet,'ligt 10 u. Z. W. van Leeuwarden, 6 u. Z. W.
van Sneek, 2 n. Z. Z. W. van Hindeloopen, 52° 52' 57" N. B.,
23“ 1' 31" 0. L. Men telt er binnen de muren 109 h. en 550 inw.
Omtrent den naamsoorsprong der stad is men in het onzekere. Sommi-
gen meenen, dat S i a v o haar stichter en naamgever zoude geweest zijn,
anderen dat S t a e b i i j i , S t e e b b em , S t e r b m of S t b r b m , is afgeleid van het
woord S t b r i i , en willen, dat zij naar zekere oude volkplanting, S t b r i e r s
geheeten , wier oude woonplaats men nu in de Zuiderzee zoude moetcn
zoeken , dus genoemd zij. Zeker’genoeg is het , dat deze oude .volkplanting
werkelijk bestaan heeft, doch dat de naam daarvan zoude zijn,
afgeleid., is twijfelachtig, omdat men in oude gedcnkschriften van deze
plaats, onder dien naam, bijna nergens gewag vindt gemaakt. Veiligst
is het derhalve de zaak onbeslist telaten.
S t a v o r e n is buiten twijfel de oudste en was weleer de grootste en
vermögendste stad van Friesland. Wat haren oorsprong aangaat;
volgcns de oudste Kronijkschrijvers ’zou zij wel drie honderd jaren
v66r Christus geboorte gebouwd zijn, doch bun verhaal is met zoo
vele versierselen omzwachteld, dat men er volstrekt niet op kan ver-
trouwen., Dit is zeker, dat de Friesche Köningen hier hunnen zetel
bebben gehad ; dat S t a v o r e n eene zeer magtige koopstad is geweest,
en hare haven in oude tijden , eene der diepste en veiligste was , waardoor
de ingezetenen gelegenheid hadden, om groote schatten te verzamelen,
die , gelijk alomme , ook hier de bronaders waren van pracht en weelde,
welke de oude schrijvers, bij vergrooting, zoodanig uitmeten , dat zij '
niet schroomen te verteilen , dat men te S t a v o r e n de stoepen en drem-
pels met goud en zilver besloeg, Waarvan het spreekwoord kwam:
de verwende hinderen van S t a v o r e n .
Doch gelijk vele voorname koopsteden, door het opslijken harer
vaarwaters , vervallen zijn, zoo trof ook S t a v o r e n het zelfde lot, d e -
wijl eene zandbank, het Vr ouwe n z a n d genaamd , allengs voor
de haven opschoot en de nadering van zwaar geladen schcpen belern-
merde. Dit toeval, wordt door de Kronijkschrijvers toegesehreven aan
de dartelheid van eene rijke weduwe. Deze kreeg een schip uit Dant-
zig te huis , hetwelk door haar was uitgezondcn met uildrukkelijk bevel,.
om eene vracht terug te brengen van de beste waren, die daar te laden
vielen. Toen zij nu van den schipper vernam dat deze eene vracht
van de beste tarwe. aan bakbpord had ingeladen , beval zij hem, die
weder aan sluurboord in zee te werpcn, hetgeen ook geschiedde,
waarop , dus luidt de vertelling , eene groote droogte of zandbank ont-
stond , ter piaatse waar de tarwe in zee was geworpen.' Tot een blij-
vend aandcnkcn aan die dartele vrouw en aan het goddelijk ongenoe-
gen over dit bedrijf , zouden nabij S t a v o r e n nog "koornaren groeijen,
hoewel zonder eenige vrucht, hebbende daarvan alleen slechts het uiter-
lijk voorkomen. — Het is niet onmogelijk, dat er zulk een geval in
die lijden werkelijk gebeurd zij , doch wat deze koornaren aangaat, hicr-
omtrent valt aan te merken , dat er niet ver ten ZuidsSvan S t a v o b e n eene
plant groeit, welke uiterlijk veel gelijkt naar korenaren, doch deze
wordt niet op het zoogenoemde Yrouwenzand, dat op eenigen afstand
van de Friesche-wal in zee ligt eu altoos onder water is , gevonden ,'
maar w.el op het bekende Roode-kiif (zie dat woord). Ook is deze plant
niets ander dan een zekere heim , hoedanig men in vele oorden van
Holland en Zeeland aan de duinen aantreft, en welks ver voortkruipende
wortel zeer dienstig is , om het duinzand bijeen te houden en het ver-
stuiven te beletten.' Doch.hoe dit zij, het grootste gedeelte der stad,
is voorzeker door de zee weggespoeld, en onder anderen het klooster
van St. Odulfus , hetwelk in oude tijden zeer vermaard was , en waarvan ,
in het jaar 1664, toen S c h o t a n b s zij ne Beschrijving van Friesland in
het licht gaf, bij laag water , nog overblijfselen bespeurd werden. Doch
lieden is de geheögenis hiervan geheel verloren , dewijl mpn bij laag
water thans niets meer kan ontdekken, dan de weleer bekende kerk-
straat ; liggende de kerk ongevecr een kwartier uur gaans ten noord-
westen der stad in zee, alwaar men, bij laag tij , met Stil weder, nog
de overblijfselen der muren en eenige zerken der oude grafsteden ont-
dekt, waarom door de Regering, 4er beveiliging der scheepvaart, des
zomers aldaar eene ton wordt gelegd.
De magt van S t a v o r e n was weleer ongetwijfeld zeer aanzienlijk ; doch
of inen op deze stad kan toepassen , hetgeen nog te Nijmegen gelezen
wordt: Huc usque regnum Stauriae (tot hiertoe strekt het regt van
S t a v o r e n uit) valt thans bezwaarlijk te bepalen.
Op den 2 December des jaars 1502, zou men, op het West van
S t a v o r e n , twee zilveren peuningen gevonden hebben , gemunt onder de
regering van Koning R a d b o b d , en in 1425 eenen gouden penning , waarop
men aan den eenen kant las : Adgillus Secundus Frisiorum, Rex (d.i.
Adgillos I I ., Koning der Friezen , en aan den anderen : Moneta aurea
Civitatis Stauriensis (d. i. gouden munt van de stad S t a v o r e n ) . Doch
deze penningen worden , door de meesten , voor verdicht gehouden.
S c h o ta n b s drukt er zieh ten sterksten over uit , en zegt: ik kan het nooit
gelooven , dat er zulke penningen zijn geweest of zij moeten versierd zijn.
S t a v o r e n is eene der oudste Hanzestcden geweest, ja de derde in
rang, zijnde hare voorregten, te Keulen, op den 1 October 1549, en
laatstte Lübeck, op den 16 Maart 1603, nog vernieuwd. De groote
reden van dit aanzien was de ijver en ■ künde der Stavorschen in de
zeevaart en vooral hunne kloekmoedigheid , door, in die oude ruwe tijden,
aan de andere Westersche Volkeren een bewijs te geven, dat men
door de Sond in de Oostzee varen kon. Hierdoor hebben zij ook het regt
bekomen , dat zij aldaar voör alle anderen vertold moesten worden ;
waardoor het wel eens gebeurd is , dat zij, hunne reis in de Oostzee
volbragt hebbende, bij hunne terugkomst in de Soud', daar uog schepen