XXXVI.
Hoofd.
stok.
C s fta lte en
Grootte,
j, pen en Ruggen , die hy kan inzouten af
„ aanftonds gebruiken; zo wordt hem voor de
„ gerookte Zyden van een Salm, naar dat die
„ groot is, van 6 tot 18 Daalders Koperen
„ Munt betaald ; daar hy voor een Lispond
j, gezouten Salm, op ’t hoogde $ 6 Daalders
„ krygt (*)” -
Ongemeen was de grootte van een Salm,
die in ’t jaar 1755 by Aberdeen in Schotland
gevangen werdt, weegende zeventig Pond ( f ) .
Anders is de gewoone grootte van twintig of
dertig, fomtyds veertig ja vyftig Pond 5 des die
Vifch byna eens zo zwaar w a s , als de Sal-
men gewoonlyk zyn. Het L y f is langwerpig ,
met een kleinen Kop, en Ipitfe Snoet, de Staaft
gevorkt : de Kleur blaauwagtig op de Rug,
voor ’t overige wit en door den weerfchyn der
Schubben Zilveragtig. Hy heeft in de Nek
een groenagtige Kleur; weshalve dc Sweeden
hem Groen-Nek heeten. Langs- de Rug heen
Ioopen Streepen, met kleine glinfterende en
zwarte Vlakjes gefternd. In de Rugvin zyn
geteld 15, in de Borftyinnen 14 , in de Buikvinnen
10 , in de Aarsvin 13 èn in de Staartvin
Ï9 Straalen.
In
( * ) Een Swcedfche D a a ld e r , Koperen M u n t , is pngevaar
« en Hollandïchej Schelling. Men z ie t daar u i t , hoe verbaazend
go ed koop de V ifc h , o f hoe ichaars het G e ld , in die G ew e s -
.te n z y .
( t ) Europ. Mercurius van 1 7 5 j . I I . D e e l, blad z . 193 . E -
Venwel is de la n g te , d ie men daar opgeeFt, geenszins m e t de
Zwaarte evsnredig.
In onze Provintien geeft men ’er altoos den .
caam aan van Salm , doch in Duitfchland, aan A f d e e l .
den Rhyn, wordt dezelve Salm genoemd tot XXXVI.
aan St. Jakob, en vervolgens, tot aanSt. An-
dries D a g , dat is den laatften van November ,Verfchiiienda
Lachs, ’t welk van het Hom en Kuit" fchieten, naamen‘
genaamd Leichen , zyne^ afleiding fchynt te,
hebben. In Engeland zyn verfchillcnde be.
naamingen in gebruik, naar den Ouderdom;
wordende die van het eerfte Jaar Smelts, van
het tweede Jaar Sprods, van het derde Mortsf
van het vierde Forktails o f Vorkflaarten, van
het vyfde Half-fijh, dat is Halfviflchen geheten.
Welk een verandering daaromtrent in de Noord-
fche Landen plaats heeft, hebben wy hier voof
gezien (*). •
In de Ooftelyke en Noordelyke deelen van
Afie, aan het Ruffifch Keizerryk onderhoorig,
z y n , naar ’t fchynt, nog ongelyk meer Ver-
fcheidenheden van Salmen. Men vindt ’er met
groote Schubben , gelyk de gewoone Salmen
en met kleine Schubben gelyk de Salm-Forellen.,
Onder deeze laatften is ’er een , genaamd Mal.
ma, die zo wel in Rivieren, als in de Zeeboe.
zems o f Meiren, gevangen wordt, en de Tau
men van Siberie. Sommigen hebben de Staarten
opgewipt, in anderen zyn dezelven gevorkt.
Met een geflooten Bek is de Bovenkaak, in
eenigen, de langfte ;_in anderen de Onderkaak.
De Lever en M il t , worden, in eenigen, on-
. ver-
(*) Bladz. 130.
I. Deel. vin. Stuk,