IV. Soort, in *tbyzonder, Knorhaan (* ). By den
A fdeel. £jeer uasTer heet dezelve Poon ( f ) . Thans
^ ofd ë eeft de Heer G ronovius een Soort op van
stuk. Trigla , die de Rug aan de Pinnen gekield en
ruuna beeft, de Zydjlreep oneffen, hopende dub-
beid uit in de geknotte Staart; de Borjivinnen wit-
agtig (■ !•). T o t deeze betrekt zyn Ed. de gemelde
van A rtedi , welke de graauws Gur-
nard is der Engelfchen en onze Knorhaan.
Deeze komt menigvuldig voor, aan de Kullen
der Zuidelyfee deelen van Groot-Bfittannie. Hy
heeft, gelyk de meeften van dit Geflagt, den
Kop groot, met Beenige Plaatea gedekt, doéh
niet zo Doornagtig als de anderen: de Snoet
is tweehoornig, de Bek wyd ,met kleine Tand.
jes aan de Kaaken, jt Gehemelte en de Tong,
bezet: de Oogen zyD groot met Zilverkleurige
kringen. Hèt L y f wordt, van den Kop a f ,
allengs fmaller. De Zydftreep is verhevener
én rnuwer dan in de andere Soorten. Op de
Rüg is de Kleur donker groen met zwarte
Vlakken fomtyds, met geele o f witagtige Stippen
altoos gefprenkeld.
(4)
(*) AS. Helvette*, Phyf. Math. Mei. Vol. IV. p. i 6s.
('f) Natuurkind. Uitfpanningen. I. DEEL , bladZ. 15*'
De Schubben daar van, zyn, by hem , weinig grooter da*
die van de scharren.
. (4.) Trigla dorib ad pinna* carinata* fesbrd : linea laterili
afpera: in cauda truncata bifida; pinni* pciSoralibu* albefcen-
tibus. ^wp^, Crtn. Fafc. I. M. Xii.
(4) Zeebaan met drie Fingeren en de Zydjlreep
mgedoornd.
IV. .
AfdeeL
XXXII.
Dit is de Koekkoek der Authcureh, aldus ge- Ho(^
naamd , of wegens de Buisagtige Neusgaten j Iy_
of wegens Zyn Geluid. Het een en andere heeft
hy met de voOrgaanden gemeen, en hy wordt
ook, om de zelfde reden als z y , hier geheten;
Zelfs merkt de Heer G ronoviüs hem aan als
een Vericheidenheid van onze Knothaanen, én
betrekt ’er toe den geftreepten Gurnard der En-
gelfchcn, daar Ray de Afbeelding van gegeven
heeft (*). In de tellingen der Vinftraalèn , in*
derdaad, is tuflehen de derde* vierde, vyfdé
en zesde Soorten van dit Geflagt, zeer weinig
verfchil. In de voorfte Rugvin van deeze walen
9 , in de agterfte 16 o f 17 , in de Borft-
vinnea to of 1 1 , in de Buikvinnen 6* in dö
Aarsvin 15 o f 16 , en in die van de Staart 13
Beentjes. Gronoviüs heeft *er, in onze Knor- .■
liaanen," geteld, in de Rugvinnen 8 , 18 , in de
Börftvinnen 10» in de Buikvinnen 6 , in de
AarSvin 1 7 , en 15 in de Staartvin. .
DeezC, dien men in Vrankryk Morrude, in Kaaplche;
Èngelandde roode Knorhaan o f Rötcbet noemt, Pboxiit.
wordt S
' (4) Trigla Digitis terriis, linca laterali rriutica. Syjl. Ndh
h Trigla tota rubens, Roftro parma bicorni y operculis Bran-
fchiaiutn ftriati*. ART. Gén. 45. Syb. 74. Cuciüils. W i l * ,
p. i8 i. RaJ; p. 8$,
(*) Pifc. rariof. Cirnwdllii. N. ï 1. [Deeze Autheur ori-
dKrfëheidc depzelven uittkukkelyk van den roodea JRnor-
haan.
h Deel. Vin. Stuk. F i