eenigermaate naar den Goudvink of Dompaap zweemen,
D I E R E N F A N B E I D E R L E T L E V E N .
Vl. S t u k , Bladz. 86.
Men merkt aan, dat de Alligators der Weftindiën van de
Kaymans verfchillen, doordien zy korter zyn van Pooten,
en-op de Rug minder Knobbelig; doch inzonderheid daarin,
dat zy de Staart niet omgekruld , maar langs den Grond (kepende
draagen. Ook heeft hun Vlcefch een. Muskus-Reuk.
Om dit alles , geloof ik , dat de Alligators meelt met de Krokodillen
van Afrika,of wel met die van den Nyl, overeenkomen.
Het verfchil van deeze met de Kaymans, tenopzigt vanden
Kop, is bladz. 87. duidclyk aangeweezen: doch ikkan niet
nalaaten hier nog iets te zeggen van een zonderling Soort
van Krokodil, die den Bek heeft als een Vogelfneb , waar
van de Afbeelding in de Phil. Trans, of Verhandelingen der
Koninglyke Sociëteit van Londen , Vol. XL1X; Part. 2. door
E dw a r d s is gegeven. Drie zodanigen waren ’er van Benga-
]e gekomen, die behalve, den zonderlingen Bek ook een aar-
tige Beurs ^hadden, onder aan den Buik. Gemelde Heer
meent dat deeze byna zo groot worden als de gewoone Krokodil.
De Heer W. van: der Meulen heeft eenlkrgelyken
in zyne uitmuntende Verzameling.
Te Suriname zyn de Kaymans zo wel als de Krokodillen
gemeen, en dèeze laatften hebben de Staart zo lang, ja zelfs
langer dan het Lighaam , ’t welk met kleine dikke Schubben
geknobbeld is: doch de Kayman heeft groote platte Schubben:
ook is zyn Bek aan ’t end plat en breed; daardeKro.'
kodil den Bek rolrondagtig en fpits uitloopende heeft. De
een, zo wel als de andere, valt ’er tot yyftien of agttien Voeten
lang. Ik heb een gedroogde Kayman van by de drie
Voeten met de Staart, die wat korter is dan ’t Lyf.
De Heer F ermin , Doktor in de Geneeskunde, die ecm-
sren tyd te Suriname gewoond heeft, thans te Maaüncht,
heeft aan de Berlynfche Akademie der Wcetcnfchappen ecu
Vertoog medegedeeld over de Voortteeling van den Sun-
„aamfehen Pad, genaamd f j f r } waar van wy alleenlyk by
vermoeden gefproken hebben, Het voornaamfte, t weik
zyn Ed. door Waarneemingen daar omtrent ontdekt hcctt,
is, dat de Holletjes op de Rug alle«gs grooter worden, en
in ’t eerft maar een Eitje of Vrugtbeginzel bevatten : doch,
wat eigentlyk de manier van Voortteeling of Bevrugting in
deeze Padden zy, heeft hy niet kunnen ontdekken. I y
merkt zelfs die Holletjes als Baarmoeders aan, zonder te
verklaaren hoe de Eijcrtjes daar in komen; ’ t welk eigentlyk
de zaak is, daar ’t op aankomt, gelyk ik gezegd he .
Dat dePipa, tot Afch verbrand, niet Venymg zy, iszyn Ed.
door Proefnemingen op Dieren van veelerley Soort , wien
hy de Afch ingaf, gebleken. Zie zyn Traité des Maladus
a Surinam. Maaftr. 1764-
Bladz. 498.
De algemcene Naam, die door de Franfchen aan dellau-
ien gegeven wordt, is ook Cbien de Mer of Zeehond: doch
de genen , waar van de Huid minder fiekelig is dan die van,
den Doornhaay of ruuwe Haay, noemen zy Roujfette \ gely
in ’t byzonder, den bonten Haay , Stcrnhaay en ook den.
Blaauw Haay.. Zie bladz. 5°5 5° 9 .
Bladz, 53*.
In ’t voorde van ’t voorleeden Jaar 1764, zyn op de Ree-
de van Breft in Vrankryk, eenige Dagen na elkander, drie
Zee-Duivels of Hoofenbekken aan Strand gefmeeten, ieder
van tufichen denier en vyf Voeten lang; waar door de
Qq 3 £r00t*