TV.
A fdeel.
X X X V i .
HOOFD»
STUK.
ken, de Staarc egaal, van Artedi, is.de SaU
mon~Trout, Bull-Trout o f Scurf der Engelfchen,
ia Sweeden- genaamd Orlax of Beurting, en
fomtyds ook Tuarspol of Dwars-Staart , om dat
de Staart overdwars legt. Men vindt ’er in
Switzerland, die de zwarte Vlakken wit geringd
hebben , en bovendien grootere van O-
ranje Kleur, in de Zydltreep. De Kleur is op
de Rug en Kop donker, aan den Buik witag-
tig: met de Vinnen bleek, doch de Vet vin
rood, volgens G ronovius (*).
De grootte en de roode Kleur van ’t Vleefch,
doet aan d e e z e z o fommigen willen , den
naarn geeven van Buil- en Salm-Forel; doch de
Engellche Scurf heeft het Vleefch niet rood,
is kleiner en flegter dan de Graauw-Salm , zo
WxLLotJGHBY aanmerkt. Met reden oordeelt
R a y , derhalve, dat deeze van de Truite San-
monée der Franfchen verfchille. Sommigen ag-
ten de Salm-Forelleh van den Salm afkom.
ftig , o f door vermenging van Salmenen Forellen
geteeld te zyn. ’ t Is zeker dat menze vroeger
ziet opzwemmen dan de Salmen en Hou-
tingen; en zy keeren ook fchielyker te ,mg.
Men vangtze in ’t Voorjaar met den Hengel.
Die om St. Maarten opzwemt, in Sweeden
Martini-Lachs genaamd, gelykt in ’t aanzien
meelt
( * ) Zöopbyl. Gron. Fa(c. X. N. 367. pag. 120. Pinna A>
dipofa rukscit. Ik denk dat het rubescit zal moeten zyn.»
want in Mus. Ichthynl, zegt zyn Ed. ruble ut.
meelt naar Forellen, en is zeer goed. Men
vangt ’er van v y f tot agttien Mark en fomtyds
van tien Pond zwaar. Dit is ongemeen in de
Voorjaars-Vifch, maar niet zo zeer in die Beurting
of Tairnen, welke in de Herlt, na den
Salm, op komt zwemmen, blyvende den ge-
heden Winter over; en gaande ’s Voorjaars,
met het Y s , den Stroom weder af. Deeze
behoudt altooszyne Zilverwitte Kleur, en blyft
rood van Vleefch, zynde vyftien of twintig
Mark groot. Het fchynt dat deeze, voor het
opzwémmen, reeds Hom en Kuit gelchooten
hebben. De Dwars-Staarten, die den Zee-
Salra altyd volgen , fchieten fomtyds aan ’t
end van den Salmgang, doch gaan ook om St.
.Michièl in de kleine Rivieren en Beeken , die
aan de Zeekant onderloopen, op veele plaat-
fen Kuit fchieten. Aldaar worden z y , na zwaa-
re Herfftregens , fomwylen , in overvloed,
met Aalkorven ór Fuiken gevangen ( f ) .
Weinig verfchil is ’er in ’t getal der Vin.
ftraalen gevonden tuïïchen deeze drie Soorten.
In de Salm-Forelleh van Sweeden, die rneefi:
voorkomen in ' de- Rivieren van Dalekarlie en
•Nordland, vondt men In de Rugvin i a , in de
Borftvinnen 13, 10 in de Buikvinnen, 9 in de
Aarsvin en in de Staartvin 20 Beentjes. Die
uit den Rhyn by Bafel, aan den Heer Grojsovius
( f ) Stokholms. Verhand,, als boten. XIII. STUK. bl' I0+-
M 3
X X X V f .
H oofdstuk.
1. De e l . VIH. St u k .