IV. De Geftalte Van den Hoogkyker j (die even.
A fdeel. wej Jeezeu naam behoudt,) is langwerpig
Hoofd!* ron^ ’ van vöoren 5°P den Kop, platagtig, met
stuk. Schubben gedekt tot over de Kieuweridekzelen.
De Lippen zyn ongefchübd, met fchefpe
Tandjes, en het Vlies, dat dezelven vereenigt $
maakt zekere plooijen in de hoeken van den
-Bek. De Rug is bruinagtig zwart ; de Buik
uit den witten geel; de Zyden ieder met vier
zwartagtige Streepen , overlangs , getekend 5
doch de geftippelde Zydftreep ontbreekt* De
Dogen gelyken naar geel blinkende bolletjes,
en zitten als buiten op den Kop* Het Kieü-
Vven-Vlies heeft zes Straalen. Onder de Vinnen
, dié bruin z y n , heeft de Rugvin, die en-
keïd is en digt by de Staart geplaatft, maar 7
Beentjes, gelyk ook de Buikvin, de Aarsvïü
£ » de Borftvinnén 22. In de Staartvin « die
tond van omtrek is, fchynen zy niet geteld té
iyn ,
tTi (2) Meirjlang met zes Baafdjes clan den Beki
ratje'*' Affp weerloos en famengedrukt.
Geheel gladde gevlakte Cobitis, die het L y f
Spilrondagtig heeft* hadt Artedi deezen gety*
te ld , die van de Autheuren gebaarde Rivier-
Cö-
(2) Cobitis cirri* Oris fex, Capite iaermi cotnprefib. Syjl.
Nat. X. Cobiis tota glabra maculofa , Córporc (Ubtcretp
ART. Gin. 2. Syn. 2. Faun. Sutc. 332.. Cobitis Fluviatilis
Barbalitla. WIJLT. p. i6y. B.AJ; p. 124. JOjfSX. Tab. X-XVT
fig. 2».
Cobitis, en van de Duitfchers Gruendel o f Gruend- IV.
Hn„ ; maar ook Smerle en Smerling genoemd Afderc“
wordt. By de Engelfchen is hy bekend onder
den naam van Groundel, en de Franfchen noe. STUJ£.
men hem Loche franche; *t zy om dat hy weerloos
o f ongewapend; ’t zy om dat hy goed en
gezond is tot Spyze. In ’c Latyn wordt hy ook
Fwidulus genoemd , om dat hy zig op o f aan
den Grond onthoudt. Men noemt hem, in
Zeeland, een Bermtjc.
Die Vifchje komt menigvuldig voor in de Rivieren
van Europa , alwaar het fomtyds vry
groot wordt: want Belloniüs geeft ’er 4?
langte van vy f Duimen, de dikte van een Vinger
aan. Frederik de 1. , Koning van Swee-
den , heeft hetzelve uit Duitfchland gebragt
en geplant in het Meir Meléren , waar aan
Scokholm legt. Men houdtze , in Warmoes
gekookt , voor ongemeen fmaakelyk, zegt
G esnerüs. Gemeenlyk teelen zy voort in de
Maand A p r il, doch allen niet te gelyk , en
daarom zynze byna altoos tydig. Men vangtze
met Korven, of in Netten, die zeer fyn gebreid
zyn.
In de Geftalte en Kleur zweemt het zeer
naar dén eigentlyken Rivier-Grondel , ■ die in
Engeland en in de Rivieren van Brabant ea
Vlaanderen gemeen i s , waar van wy onder
de Karpers zullen fpreeken; doch het is veel
kleiner en korter, glad en glibberig , met de
ldikl, viii. stuk. Schub