IV. banken aan de Kuft of aan ’t Strand, om de
A f d e e l . Eilanden en in de Zuiderzee gefchiedt (*). E '
XLIV. venwel fchynt men, toen de Walvifch-Vangft
H o o f d - . , , , . , ,
s t u k . zeer bloey was, er dien naam insgelyks aan
toege-eigend te hebben; want in een Plakkaac
van den jaare 1691 wordt gefprokén van de
Groote en Kleine Viflchery, en het uitloopen
van Haringfchepen ( f) - Vcele Keuren zyn,
door de Hooge Overigheid onzes Lands , zo
tot behoud en verbetering, als tot bevoordee-
ling van de Haringviiïchery gemaakt : waar onder
het Gebod , dat de yle, Kuitzieke, Melk*
zieke, Nagtfchamele, Stank- en Want-Haring*
van den vollen en zoeten, zuiver, afgezonderd
moet worden.^ De ledige Haringtonnen moeten
, voor dat men ze t’ Schepe d oe t, door
Keurmeefters bezigtigd en gebrandmerkt worden
; mids van zuiver en goed Eiken-Hout be-
hoorlyk gemaakt zynde en wel voorzien van
Hoepels. Wegens dit branden dér Tonnen
draagt de Haring, die men na St. Jakob vangt,
den naam van Jakobi , Bartboloméi en Kruis,
Brand-Haring. " Deeze wordt met fyn gezoo*
den , de andere, die men tuflchen St. Jan
en St. Jakob vangt, met grof gekeurd Zout
gezouten, endenzei ven noemt men, deswegens,
Grofzouten Haring. Die men na St. Jans Dag
vangt moet ten minfte tien Dagen op zyn eerften
(*) Z ie ’t voorgaande VII. St u k , bladz. 187.
(t) Z ie Griet PïakfytMj>' IV. Deel , bladz. 237.'
ften Pekel gelegen hebben, voor dat het vry IV.
ftaat hem hier te Lande uit te venten.
Daar vertrekken ,|met onze Haring-Vloot, al- HooPI^
toos eenige Schepen, die men Ventjaagers o f stuk.
enkel Jaagers noemt; zynde ligt bezeilde Vaar- ventja*geiy,
tuigen. Deeze neerpen van den eerftgevangen
Haring aanftonds een Laading in , die z y , zo
dra het mooglyk is, in Holland brengen: alwaar
dan doorgaans een hooge Prys daar voor
betaald wordt. Op de Ventjaagery zyn ook
Wetten gefield, waaronder, dat zy geen Haring
mogten overneemen, dan van Ingezetenen
.onzes Lands en dien ook nergens uitflyten dan
hier te Lande : doch by tyd en wylen wordt
dezelve voor een Jaar, gedeeltelyk, van dit
Verbod ontheven; Jt welk dan ook gelegenheid
geeft, om den nieuwen HariDg zo wel te Hamburg
en Bremen te brengen, als in onze Pro-
vintiën, alwaar de Ton van den Haring , dien
de eerfte Jaager [in heeft, wel eenige. honderd
Guldens komt te gelden. In den Jaare 1758
nam men een Befluit, dat de Ventjaagery ge-
fchieden zou voor algemeene Rekening der
Geinterefleerden in de Haringvangft , zo wel
van de^Maas-Steden als van het Noorder-Kwartier
(*). ïn dit Jaar werdt zo veel Gelds met
die Viflchery verboren, dat men in ’t volgende
Jaar wel dertig Schepen uit Holland minder
uïtzondt, dan in ’t gemelde Jaar 1758 » wanneer
(* ) Nederl. Jsarb. D e cem b . 1 7 S * . bladz. 1268.