XXVlil.
Hoofdstuk.
Gellalte.
een Spreekwoord, dat de Baars niet aan den
Hoek bye, voor dat de Moerbeziën-Boom begonnen
heeft te botten; dat is te zeggen, voor
dat heÈ, Voorjaar genoegzaam gevorderd z y ,
om geen R y p , veel min Vorft, te vreezen hebben
(*).
'De Geftalte van deezen Vifch, die zo algemeen
bekend is , zou ik , door een omftandige
Befchryving, meer verduifteren dan ophelderen.
De Kleur verfchilc merkelyk naar den Grond of
’ c Water, waar zig de Baars onthoudt, en dit
maakt, miflehien, ook verandering in de zwarte
Banden, welken hy dwars over ’t L y f heeft.
Hier van tellen fommigen v y f of zes ; doch
men neemt, in fommigen, wel zeven’, agt o f
negen , zulke Banden o f breede dwarsftreepen
waar. De Buikvinnen zyn rood , maar bleeker
in de Kuiters dan in dé Hom-Baarfen. Een
zwart Vlakje wordt dikwils gevonden aan
het agterfte --van de voorfte Rugvin. Uit het
getal der Beentjes van de agterfte maakt L in-
NaEüs zyne onderfcheiding : doch Gronovius
vindt daar in fomtyds 14 , gelylc in de voorfte
; fomtyds maar 11 Beentjes. Voor ’t overige
verfchilt zyne Telling weinig van die van
Artedi en van W illoughby. Door hem,
naamelyk, zyn in de Borft vinnen 13 , in de
Buik.
(*) Tc weeten , in ’t algemeen gelproken. Wy hebbea
hier te Lande", in ’t voorft van Juny' deezes Jaars 1764,
zulk Kond Weer gehad, dat 's morgens het Gras op ’t Veld
wef degilyk heviooren werdt gevonden.
Buikvinnen 6, in de Aarsvin io of n , en in IV.
de Staartvin 17 Straaien gevonden. Men merkt x ™ *
ook aan, dat in de voorfte Rugvin fomtyds 1 5 Hoofd*
‘ Straaien zyn; allen gedoomd, de derde of vier- stuk.
de hooglt: die van de agterfte Rugvin zyn flap,
uitgenomen het eerfte Beentje, dat korft is en
ftekelig. In de Buikvinnen vindt men één, in
'de Aarsvin twee, ftyve Straaien. DeStaart is,
zo wel als de Buikvinnen, rood. DeScnubben,
hoe- aanmerkelyk ook door haare ruuw- en
hardheid, zyn weinig grooter dan die der Tongen
(*). De Kieuwendekzels beftaan in de Baars, aan Eeuwen,
iéder zyde, uit twee of vier Beenige blaadjes
en zeven Doornen , die een weinig breed en
krom zyn ,en door een Vlies te famen gevoegd,
zynde de bovenfte derzelven grootft. Het bo-
venfte Blaadje is in de geheele omtrek getand;
het onderfte loopt in een Stekelige fpits uit.
Deezè Blaadjes zyn met kleine Schubbetjes gedekt.
Aan de Kieuwen is een dubbele ry van
Knobbeltjes, die aan de drie onderften, weder-
zyds, byna egaal zyn, of even groot ; aan de
bovenfte of grootfte Kieuw, zyn de buitenfte
Knobbeltjes drie of viermaal zo groot als de
binnenften ; fcherp en Beenig , opwaards ge.
ftrekt. In de kleinfte Kieuw kan men de bincenfte
Knobbeltjes naauwlyks zien.
f t ) BASTER Natuurk- Uitfpän. PL XJ. N .^ . Vcrgelyk het
viffcheti gezegd is. . '
ï VTIT Qrp’rprr.