AfdI el, ^ Vinêer™fcb met zeven Vingeren, de Staan
XLIH. gevorkt.
tJpOFD'
stuk. Een Opfiincjifch Vifcbje, geheel OraDje- o f
Pareus. G^ud-Kleur, dat van dén vermaarden Eoyvards,
r S yS‘ i? ZyD Werk over de Vogelen , om de aar-
tighei.d is afgebeeld, wordt al? een derde Soort,
tpt dit Geflagt betrokken. Hetzelve voert by
hem den naam van Mango (•_) o f faradys-
Yifcb. Deszelfs langte is, volgens de Afbeel*
ding» die gezegd wordt in natuurlyke grootte,
gemaakt te zyn, negen Duimen en de breedte
twee Duimen. Het is taamelyk rond en dik js
zeer fraay van Geftake; valt en hard gefchubd^
met de Staart zeer gevorkt o f gegaffeld. Het
heeft twee Rugvinnen en een zeer kennélyke
Zydlfreep, die krom loopt, digt aan de Rug.
D e ,Vinnen en Staart zyn donkerer dan het
overige des Lighaams. Onder de Kieuwvinneq
zyn wederzyds zeven Hahagtïge Vezels, waar
van de langfte zestien Duimen, de overigen
allengs verkleinende tot aan de onderfte, die
maar twee Duimen langte heeft (■ £).
Als een groote byzonderheid wordt van Eo-
W A R D S aangemerkt , dat dceze Vifch twe<?
Jïeusg?cen hepft aan ieder Zyde van den Kop.,
' daé
0 ) Polynemus digêtis feptem, Caudi bifidè, Syfl. Nat.
Paradifea pileis. Edw, A v. ioz. T. zo$.
(*) Niet Mongo : gelyk de Heer Gronoviuj heeft.
1 ( t ) Volgens de Figuur anderhalf Duim. D e Engelfch? en
«nze D u im en verfchillen zo veel niet, ■ <•
dat egter, volgens de Afbeelding, maar zeer
kleine gaatjes zyn, tuffehen het Oog en de
Snoet of Bek geplaatft,
XI4 V. H O O F D S T U K .
>8SP ‘V ; 1 , ™
Befcbryving van 't Geflagt der Haringen , waar
in van derzelver onverbeeldelyke veelheid in ’£
Noorden, bunnen Jogt herwaards, Vangji omtrent
IV. .
Afdeel'.
XLIII.
H oofdstuk
Hitland en aan de Engelfche Kujien of elders,
zo door de Nederlanders als Engelfcben en
• Franfchen, de Svoeeden enz. als van de Vaartuigen
en Netten daar toe noodig, het inzou-1
ten' en dus van de Haringviflchery, die men
in ons Land de Groote VilFchery noemt, in ’t
algemeen en in ’t by zonder, en verder van den
Verfche Haring of Bokking-Vangft, en 't gene
daar toe behoort, omflandig gefproken , als ook
de Sprot, en Sardynen of Pelfers, de E lft ,
dien men de Moeder van den Haring noemt,
Ansjovis enz. befchneven wordt.
't v TT oord Clupea, dat P u n i u s gebruikt heeft
Y V eD van afleiding onzeker is: wordt,
niettegenftaande men meent te weeten, dat
onze H a r i n g e n z o wel aan de Grieken als
Romeinen onbekend geweeft z yn , op dit Geflagt
toegepaft. Dé Datynfche naam ,Ha!ec, thans r
zo gebruikelyk, en buiten twyfel van het
Qriekfch Woord AA?, dat Zout betekende,
afkomftig, vindt men meer voor zekere Fekel
I. DEEL. VIII. STUK. S V Van
»
Naam,.