IV
A f d e e l .
XXXVIII.
.H o o f d
s t u k .
D e Kaake-
beenen.
fommige Oog- en Oor-Kwaalen , is dezelve
niet ondienltig. De Gehoorbcentjes, uit den
Kop, zullen, waarfchynlyk , van niet minder
kragt zyn , dan die der Baarfen.
Allerhoogft , egter , heeft men opgegeven
van de Kaakebeenen der Snoeken, die van een
byzonderen d.ienft zouden zyn tegen het Zyde-
wce en de Keelziekten ; weshalve ’er in veele
lamengeftelde Middelen daar tegen gebruik van
gemaakt werdt. Dus vindt men in de Phar-
macopcea Bateana een Pulvis Antipkuriticus, be*
Kaande uit gelyke deelen bereid Bokkenbloed
en Bloem van Zwavel , met zo veel vaD de
Snoeken-Kaaken als van die beiden te lamen,
gemengd, om ’er een Scrupel o f een half Drachme
van in te neemen , met drie Oneen Aq.
Card. Bentdicti, en dus den Patiënt te doen zwee-
tan. E t t m u l l e r beweert, dat deeze Kaakebeenen
, door hunne Alkalyne en Diaphoretieke
hoedanigheid, het ftremmend Zuur opflurpen,
dat de opgiftingen maakt, in zodanige ZiekteD,
Inderdaad, daar zyn Soorten van Zydewee en
Keel.Kwaalen, in welken zo deeze Kaaken, als
de Zaagjes uit den Kop, gelyk de Kreefts Oo-
gen en de zogenaamde Steentjes van de Baarfen
en Karpers, tot die beide Oogmerken zeer
dienftig voorkomen. Het Poeijer van deeze
allen wordt, onverfchillig , tegen ’t Graveel
aangepreezen; wanneer men het tot een Vierde
Loots, in Peterfelie-Water o f dergelyken,
gegebruiken
laat (*). Sommigen (tellen, dat door
de Snoeken-Kaaken het Zuur Kerker èpgeflurpt
worde dan door den Zee-Eenhoorn , en zo
fterk niet als door de Kreeften-Schaaren ( f) .
Om de gezegde redenen kunnen de eerftgemel-
den, gebrand en tot Poeijer gemaakt, ook tegen
XXXVIII.
H o o f d s
den Buikloop dienftig zyn.
(6) Snoek met de ZydJlreep Zilvcrkleur.
Deeze, die in'het Vorftelyk Kabinet der A-
kademie van Upfal in Sweeden, door den Heer
B a l k , onder den naam van Argentina was voor-
gefteld, krygt hier den Bynaam van Hepfetus,
welke ook op den Koornaair-Vifch is toegepaft.
’t Schynt de Piquitinga te zyn van
M a r c c r a a f , en die Vifch, daar B r o w n , in
de Befchryving der Jamaikafche Viflchcn, den
naam aan geeft van Menidia, waar van ’t L y f
byna doorfchynende, de Zydftreep breed en
Zilverkleurig is.
Deeze. heeft den Kop langwerpig, op zyde
en van boven plat; den Bek met dunne Tandjes
; de Onderkaak een weinig langer; het Kieuwen
(*) CASP. HoffmAN. de Medic. Officin. Paral. pag. 20.
( I) In de Beenderen van fommige Viffchen , naamelyk, is
meer Lymigbeid en minder Steen- of Aardagtigheid , dan in
anderen ; gely k niemand, denk ik , zal twyfelen. ^
(6) Efox linea laterali argentea. Syji, Nat. K. Argentina
' pinnll dorfali pinnx Ani oppofita. Amcen. Acad. I. p. 321.
, Piquitinga. Makcgr. Braf 1 $9. Menidia Corpore fubpel-
lucido , linea laterali latiore Argentea. BROWN. Jam. 441.
T. +j. f. 3. . " ' : '
X.'üeel. Vin. Stuk. y 5
t u k .
vr.
HebJetuSo
Snipvifcla.