IV. ,, Het opzwemmen van den Salm, uit Zee 3
A fdeel. gefchiedt, naar ’t gene alle ervarene Viffchers
XXXVI. ^ berigten r by zekere Schooien , welke een
s? ük! „ Driehoek maaken, gelyk de Ganzen vliegen:
Het op- Sï zodanig dat de grootde gemeenlyk voor uit
dfi Rivieren/,, gaat; omtrent een Elle daar ageer zwem-
„ men twee nevens elkander, ook een Elle
„ van één , en dus , indien het School uit
„ dertig fluks bedaar, volgen aan ieder zyde
„ vyftien , op gelyke wyze. In de Rytyd
,, gaan de Kuiters doorgaans vooraf, en de
, , kleine Hommers komen agter aan. Menheeft-
„ ze , in groote Rivieren, fomtyds met zo
„ groote Schooien aangetroffen , dat ’er ge-
„ heele Netten door weggerukt zyn.: In.dit
„ geyal hoort men het geruifch van hun zwem-
„ men als een Stormwind o f rommelend ge*
.,, raas van ver af zynde Donderflagen; terwyl
„ de Vifch met het halve L y f boven Water
, zig vertoont: doch met harde Wind zoekt
, , hy de diepte, en dan hoort men niets van
,, hem. Door Onweer, het geraas van Schie-
, , ten, het ontmoeten van Houtvlotten ofNet-
„ ten en Ondiepten, wordt zyn Marfch in
„ wanorde gebragt: anderszins gaat dezelve
3, geftadig voort, leggende een M y l, en| meer,
„ in een Etmaal af. Men heeft opgemerkt,
,, dat zy , een Waterval ontmoetende „ zig
„ verdeden; doch daarna zig weder, hoewel
3, in kleiner Schooien , by een -verzamelen.
„ Dit zelfde gebeurt, indien de Rivier zig in
3, verfcheide rakken verdeelt, o f by den Sa- IV
, menloop van haare Armen. By Tornea heeft
’ * men waargenomen, dat de Salm meer den ^j00Fb.'
** eenen Arm, die donkerer is , opllygt dan den stuk.
” anderen, die bleeker is van Grond Op de
’ ’ Liustorps-Rivier heeft men ondervonden,
”, 'dat een School Salinen beneden een Salm*
huis, -t welk de geheele breedte beflaat,
een geheelen dag kan ftaan blyven; zwem*
’ mende, zo dra de Korven opgehaald zyn om
„ bezien te worden, aanflonds door de Ope-
, ningen heen. Somtyds komen, ieder Dag,
wel drie of vier Schooien opzwemmen,
„ zonder dat men een eenigen kan bekomen:
,, fomtyds grimmelt de geheele Rivier van
„ Salm.
„ De tekenen van het opzwemmen zyn als Tekene„
„ v o lg t . Hy tuimelt als een Bru in vifch, % £ £ £ ;
„ kletffc en fpuit in *e Water, ’t welk men by
„ het afzwemmen niet befpeurt. Meeuwen en
„ Vifch-Arenden volgen in menigte het School*
,, om ’er van te rooven ; doch moeten ook me*
,, nigmaal het Leven er by infehietén, wan*
neer zy de Klaauwen in groote Viffchen flaan.
„ Men vangt de kleinften doorgaans aan den
3, Oever , de middelden in de diepte. Met
„ dil Weder kan men ze ,a ls gezegd is, boven
„ W a t e r zien zwemmen. Veelal volgt ook het
,, eene School het andere, en de eerden zyn
,, de vetden. De Zomerwarmte doet veel om
„ den Vifch traager te maaken in het opzwem*
I. d e e l . VIII. Stuk. I 3 men;