TV. want de Viflcher, ’er zagtjes by komends %
Afdeel, Wryft hun den Buik, en, terwyl het hun plei-
Hoofd zier ^oct ^us ê e^ree^ te worden, vat hy ze
stuk. in de Kieuwen. Dus getuigt ook de Heer
JPW; T oürnefort, op zyneReistogt in deOofterfche
Landen, dat aldaar de Forellen , die uitmun-
tend waren , zig met de Handen lieten grypen.
Hun Voedzel fchynt in verfcheiderleyWater-
Infekcen, Wormen en kleiDe Vifchjes, te be-
ftaan. Naar Muggen zynze zo greetig , dat
men hun met zodanige Infekten, Konftig gemaakt,
aan den Hengel kan vangen. Ook zyn
verbooden Praktyken , van het Water te helmetten
of te vergiftigen, daar toe in gebruik.
In de Maanden July en Auguftus wórden Zy
vetft en zyn dan op haar befte,
vangft der De Vangft der Forellen is , gelyk die der
Forellen. g aarfen ? eenige moeite en koften waardig.
Men doet het met betrokken Lugt, en ’s mor-
gens hoe vroeger hoe beter, mids dat men de
Steenen op den Grond in ’t Water kan zien.
Men moet tegen den Stroom op gaan in ’t
Viffchen; want de minfte troebelheid doet den
Vifch vlugten, hoewel hy wel haaft naar zyne
ruftplaats wederkeert. In ’t Hengelen zyn de
kleine Wormpjes beft, gelyk tot het vangen
derBaarfen; doch in troebel Water- heeft men
groote Wormen noodig. Sommigen neemen
geele Wormen, uit Paardemeft; anderen een
foort van Aas, dat met Momie en Moskeijaat
wordt toebereid. De Koaftige Vliegen , die
men,
Ff
men, als gezegd is , daar toe gebruikt , zouden
, in verfchillende Maanden , van veifchillen*
de Kleur moeten zyn (* ;.
Wanneer de Forellen voortteelen zullen,
dat in de Maand Oktober is , zo fommigen wil.
len; verbergen zy zig in zekere greppels, daar
zy des nagts, met een Fakkel, ligtelyk in te
ontdekken j en dan met een Vork te fteekeü
zyn. Anderen getuigen, dat zy in 't midden
van September haar Kuit ichieten : anderen wederom,
dat zy zulks in de Maand December
doen. De verfchillende Landaart zal waarfchyn-
lyk iets daar aan toebrengen , zo wel als tot de
Kleur, niet alleen van hun Vleefch, dat inde
Winter bleekft is , maar ook uitwendig.; Dus
ondervindt men z e lfs , dat in helder Water,
met Steen- en Zandgrond, de Vifch lichter van
Kleur , en op Slykerige o f Modderige Gronden
geheel zwartagtig is. Even ’t zelfde wordt in
onze Baarfen waargenomen Cf)*
Dus vangt men, in een zelfde Rivier, dik-
wils Forellen van verfchillende Kleur, en het
verfchil fchynt zo groot n ie t, dat men, met
fommigen , niet zou kunnen denken, dat de
Forellen en Salmen tot eene zelfde Soort van
Vifch behooren, diemooglykdoor vermenging,
in de Voortteeling, een weinig verfchil van
Ge-
( * ) L a nouvelle ■ Malfon Tuftique par Z.IGEE. IJ62*
Tom. ft. p. SS7-
( f ) z i e B lad zyd e , 6 . hier voor.
I. P eel. VIII. St v k . M 5
XXXVI,
Hoofdstuk.
ForeL