4 9 0 B e s c h r t v i s g v a n
IV. (6) Stekelbuik die effen is en plat , hebbende
A f d e e l . Staart geknot en met een zeer korte Vin
XI IX
Hoofd- gehecht aan de Rug- en Aarsvin,
STUK*
■* VI Een zonderling Schepzel komt ons hier voor
Mou. onder den naam van Mola, die ’er door de Ou-
Molcnixeeu-j
vüch. “’den reeds aan was gegeven$ omdat het byna
geheel Kop is zonder L y f o f Staart, en eeni-
germaate rondagtig, hoewel niet- zo rond als dc
voorgaanden, De Italiaanen geeven ’er hierom
den naam van Pefce Tamburo of Trommelvifch,
de Engelfchen dien van Sunfifch aan, doch zy
noemen hem ook Molebute, Van de Franfchen
wordt hy ook wel Lune, dat is Maan of Maan-
vifch getytèld : ’t zy wegens de Geftalte: ’t zy
wegens het Licht geeven in ’t donker: welk
Iaatfte my zo onwaarfchynlyk niet voorkomt.
Want fchoon het Licht geeven by nagt aan
fommige levendige Viffchen en aan de rottende ,
in ’t algemeen eigen is, moet de Geftalte dee-
zen Vifch, op ’t Strand of elders leggende, zig
dan in ’t donker als de Maan doen vertoonen;
gelyk Rondeletius zegt, dat zyn Knegt, op
zekeren tyd, daar over verfchrikt de vlugt nam.
De
(s) Tetraodon Ixvis comprefliis, Caudi truncata, pinna
brevifllma Dorfali anaüque annexa. Syft. Nat. X. Oftracion ca-
thetoplateus fiibromndus, inermis, afper, pinnis Peftoralibus
horizontalibus, foramxnibus quatuor in Capite. Ar t. Gen. Si,
Syn. 83. Mola. Ad. Bentin. II. P. [z. p. 297. T. 17, B. Oftra-
nion cathetoplateus fubGompreflus, pinna Dorlï, & Ani cutn
Candi continuatis. Gron. Muf.■ I. N. 125. Mola. CHARL.
p. 129. Wi l l . p. IJ4. Raj. p. sU Mola Salviani five Qr*
thragoïifcus Rondelecü. JONST. Tab, IX, Fig, j ,
De Liatgeloovigheid zig, uit onverwagte Ver- IV.
fchynzelen, alles kwaads verbeeldende , zal
moogelyk deeze Vifch, van fommigeri, daar, hoofd•
om, Doodkift getyteld zyn (*). stuk.
Hy onthoudt zig niet alleen in de Middelland-
fche maar ook in de Noordzee , wordende aan
de Franfche Kult, aan die van Groot-Brittannie
en van ons Land; hoewel zeldzaam, gevon-
den. W illoughby of Ray befchryft ’er een ,
die te Penzance in Cornwall gevangen was, en
waar van de gevulde Huid in het Kabinet van
de Koninglyke Sociëteit te Londen bewaard
werdt. Dit Schepzel was over de twee Voeten
lang: doch men zeid’ dat ’er ook gevangen
waren van by de honderd Pond zwaar. Zodanig
een was het, die door den Groot Hertog
van Toskanen, in de Winter van ’t Jaar 1674,
aan den vermaarden Redi gegeven werdt, cn
van hem dus befchreeven.
Hy was geheel bekleed met een onegaale Geftalte,
ruuwe Huid, gelyk die van de Zee-Varkens,
Haaijen, en andere Kraakbeenige Viffchen. Hy
hadt maar vier Zwemvinnen met de zelfde
Huid gedekt; waar van de twee kleinften aan
de Kieuwgaten geplaatft waren; ftaande een der
grootften omtrent op ’t midden van de Rug, *,
de andere onder aan .den Buik, by de Navel.
Aan het agterfte des Lighaams, zo breed als de
Buik
(*) Ult£ezogte Nerhandilin^Of, I, DEEL, bladz. I
I. Deel, VIII. Stvk,