XXXVI.
Hoofds
t u k .
V is ryk e Ri.
weren.
„ weder afneeme, V y f zwaare Vloeden zyn
„ ’e r, van ’t voorfte deezer Eeuvy af tot 1749,
„ op de Angermannifche Rivier geweeft, die
„ vroegtydig gekomen en van goede Salrajaaren
„ gevolgd zyn. Als de Rivieren, in de Herfft,
,, met zwaare Ysfchotzen gevuld worden, die
„ aan de Oevers in groote hoopen famenfehui.
„ ven, zo houdc men dit voor een goed Te-
„ ken. Hoe hooger het Water in de Zee is en
„ hoe warmer Zomer men heeft, zo veel me*
,, nigvuldiger ftygt de Salm den Stroom op:
,, doch de Wind, die naar den loop der Ri-
,, vieren verfchillende wordt vereifcht , doet
,, wel het meefte. Ook is het opzwemmen van
„ kleine Vifch, en het vinden van Luizen in
„ de Kieuwen derj Salmen, een blyk van een
„ goed Jaar.
„ Zodanige Rivieren , die hunnen Uitloop
„ hebben naar ’t Zuiden, en aan de Noorde-
„ lyke zyde met laDge ftrooken Lands gedeltt
„ zyn , vindt men Vifchryker dan anderen.
,, Hoe verder naar Noord-Bothnie toe , hoe
„ hooger de Salm opftyge. De gefteld-
„ heid der kanten doet ook daar toe. Witte
„ Oevers houdt men voor de beften, inzon-
derheid wanneer die Bofchagtig zyn , dat
„ de Vifch onder de Schaduw kan fpeelen:,
„ weshalve het niet raadzaam is , ’t Geboomte
„ uit te roeijen. De Salm wil ook in zyne Loop
„ niet zyn verhinderd: hy fchuwt Ondiepten *
„ ten ware het Water door Stórm o f Vloed
» zeer
• vm r drabbig mögte zyn. Bovendien hangt IV.
de reden, waarom in fommige Rivieren *
„ meer, 10 anderen minder Salm gevangen Hoofo_
if worde, van de legging der Rivieren zelf en stuk»
„ de gefteldheid van het Water af. Dus vindt
men in de eene Arm der Lulea-Stroom over-
„ vloed,'in de andere nooit een eenigen Salm.
„ Z ö nuttig als een digt en gelyk Houtgewas Afneeming
j, aan den Oever der Rivieren is, zo fchadelyk‘$^n-v£nSft,
zyn eenige hier en daar ftaande en over ’c
„ Water hangende Boomen; dewyl door der*'
„ zelver flingering de Vifch fchunw gemaakt
i, wordt. Houtvlotten zyn zo hinderlyk, dat,
„ al waren ’er eenige duizenden in ’t opzwèrm
„ men, dezelven altemaal teruggaan zouden,
„ wanneer hun het Hout te gemoet kwam
,, dry ven. E v e n ’t zelfdegefchiedt, met voor-
„ dagt, fomtyds door middel van dwars over
„ de Rivier gefpannen Touwen, met Stokken
„ van een Elle lang daar aan , en Steenen daar
„ tuiïchen. Inzonderheid wordt de Salm Ichuuw
,, gemaakt door het fchitteren der Houtvlotten
s, van gezaagde Planken, en het Zaagzel be-
„ derft den Grond tot den Salmvangft t’eene*
,, maal, zo wel als andere Viffcheryën. De Har-
„ ftigheid van het Vuuren Hout, zal daar van
„ de voornaamfte Oorzaak zyn. Groote Ze-
„ gens, die de geheele breedte van de Rivier
beflaau, tot de Viflchery te gebruiken, maakt' ■
„ ook den Salm fchuuw; ja alles wat hem on-
» gewoon voorkomt en fchaduw geeft o f b e -'
I. Deel. yiii. Stuk. ji wee,