IV. Rag is donkerbiaauw, met een flaauwe purper-
Afdeel. gjoecj . aan je Zyden is hy paarfchagtiger.
Schubben zyn aan den kleinen kant, de
s t u k . Kaaken ruuw, de Oogen middelmaatig. In de
voorde Rugvin waren 5 , in de agterfte 34
Straalen geteld , in de Borftvinnen 20, in de
Buikvinnen 6 , en 21 in de Aarsvin. De Staart
hadt hy zeer gevorkt, ontelbaare byhangzels
vondc men aan ’t Portier ; wel over de honderd
naamlyk: de Rob was fmal, de Galblaas
hadt de langte van negen Duimen , en de
Zwemblaas was uitgeftrekt over de geheele
langte van den Buik, onder de Rug.
vin. (8} Makreel die de bajtaard- Vinnetjes en de
zee-Ma-J' Rugvin te famen vereenigd beeft tot ééns
krecl.
Makreel met ééne enkele Rugvin was deeze,
in de befchryving vaö het Kabinet zyner Ko-
ninglyk Sweedfche Majefteit, getyteld. Hy
wordt van Sloane genoemd groote Lyvige
Makreel. Het L y f is zeer plat: de Zydflreep
regt. De Rugvin beftaat uit 40 Straalen , o f
daar omtrent: zy begint aan den Kop en loopt
bykans tot aan de Staart, alwaar zy Zaagswy-
ze getand i s , zweemende naar de voorgemelde
bas-
( i ) Scomber piunulis pinnaque Dorfali coadunïtis in unuin.
Syft. Nat. X. Scomber pinna Dorlali unica. Muf. Ad. Fr.
1. p. 72. Scomber major to io fus , SAQAN. Jam. I . P r s f, p,
2 t . Ta b . I . % 3 .
baftaard-Vinnetjes. In de Borftvinnen waren IV.
I9 , in de Buikvinnen 5 , in de Aarsvin 22
Straalen. De Staart , die zeer gevorkt was, HooFD.
hadt ’er 20. De Vifch onthoudt zig diep in stuk.
Zee, waar van de Bynaam is ontleend- L in-
jïaïtis fcheep te twyfelen , o f deeze ook het
Lootsmannetje , de Voprlooper pf Leidsman
van den Haay zyn mogt,
De Heer G r o n o v iu s betrekt tot zyne Soort
van Makreel, die de Rugvin enkeld en 'onge-
dcornd , de Zydflreep [effen en niet gebarmfl
heeft ( * ) , zo wel deezen als de Vifch , dien
B r ow n e noemt Cromis die Zilveragtig gemengeld
is van Kleur, met de Rug- en Aarsvin in
een groefje gedooken, de Staart gegaffeld. De
zyne , die hooger dan breed en vetagtig van
L y f is , heeft den Kop groot als van een Salm,
met zeer kleine Tandjes in de Kaaken , de
Tong ongetand en breed , naar de Keel toe
Beenig ; de Oogen groot en rond, De Rug
loopt tof boven de Navel r e g t ; en daalt dan
neder naar de Staart toe. De Zydflreep loopt
ageer de Borftvinnen regt u i t , voor dezelven
krom. Dé Rugvin heeft 53 Beentjes , die in
een groefje ftaan, de Borftvinnen hebben 20,
de Buikvinnen 6 , de Aarsvin 24 Straalen. In
de Staart, die zeer gevorkt i s , zyn de Beentjes
naauwlyks teftmr^ met zeer fcherpe puntjes.
Scomber Dorfo monopterygio mutico ; Tinei latexali
jsv i, haud loiicata. Zoöph. Grtm. Tafc. I. N. 310»
2.DEH» VIII. Stu k. E 4