IV. is aan de Liefhebbers bekend. Peu t le M e -
A fdeel, decin, willende onderzoeken hoe groot het Ver-
H o o f d mo§en * daar toe door de Natuur in deeze
s t u k . Vifch gelegd, heeft een gedeelte van de Kuit
gewoogen, en in de zwaarte van een Grein
gevonden 71 of 7a Eijcrtjes. De geheele
Kuit woog agt en een vierde Once of zeftien
en een half L o o t , dat is 4752 Greinen, welk
getal met 72 vermenigvuldigende men voor ’t
getal der Eijercjes kreeg 342x44, of tuflchen
de drie en viermaal honderdduizend. Dit nam
hy waar in een Karper van agttieu Duimen lang-
te; met Kop en Staart gemeten: in kleinder
Viflchen vondt hy ’e r, öp die, zelfde- wy ze,
wat minder, doch in allen fcheenen hem de
Korreltjes van de Kuit nagenoeg even groot (*).
De Kuit, Uit zyne omftandige befchryving van den
Karper zal ik hier die van de Kuit ontleenen.
Deeze maakt twee Paketten, aan ieder zyde
van den Buik één, zig uitftrekkende van het
Middelrift tot aan de Navel, en wederzydshet
Paket bedekkende, dat van de Darmen en Lever
geformeerd wordt, Z y zyn bekleed met
een fyn doorfchynend.Vlies, dat een los On>
windzel maakt van de Eijeren of Korrels der
Égj i Kuit,
(* ) Mem. de tAcad. Royale des Sciences, de 1’Ann. 173 3.
L e e u w e n h o e k hadt in een Karper geteld ruim tweemaal
honderd duizend, en in een Kabeljaauw wel viermaal zo veel
Eijertjes, doch op eene andere plaats fchryft hy daar wél 9344000 ,
dat is over de negen millioenen Eijertjes aan toe. lb ii. In
groote Salmen was de veelheid ongelyk kleinder. Zie blada»
is z . hier voor, .
11
Kuit, fcheidende zig , door ’t opblaazen , ge* IV.
makkelyk daar af en grootelyks daar door op- Afdeei“
zwellende. De twee Zakjes vereenigen zig tot Hoop£.
een enkel Kanaal, dat eindigt aan het agterfte stuk.
gedeelte van de Navel: zy zyn losjes gekleefd
aan het Paket van de Lever en Darmen ', als
ook aan het Buikylies, en de Eijeren, daar in
vervat , aan elkander. Deeze Korrels van de
Kuit zyn rond of byna rond , en hebben de
dikte van een halve Lyn tot twee derde van een
L yn , ’t geen zeldzaam is.
De Hom, die men in ’c Franfch Laite o fDe
Laitance noemt, om dat zy zo zeer naar Melk
g e ly k t; is famengefteld uit twee witte onre.
gelmaatige Lighaamen, die eigentlyk de Tefti-
kels in de Viflchen zyn. Zy flrekken zig door
de geheele Holligheid van den Buik uit, en
bedekken, aan de zyden , het Paket der Darmen,
de Lugt- en Pisblaas. Van het Middelrift
reiken zy tot aan de Navel , daar zy uit»
loopen in een Kanaal, tuflchen de Blaas en den
Endeldarm. Ieder Lighaam kan men aanmerken
uit twee deelen famengefteld te zyn, waar
van het eene de Zaadblaasjes, het andere den
Teftikel nitmaakt, Ieder Teftikel heeft zyne
Afvoerende Buis, gelyk in de Landdieren.
In de Ontleedingen, die van ouds hier te ingewanden,
. Amfterdam gefchied z yn , en in de Dierlyke Ontleedkunde
van Blasius , heeft men op de Ingewanden
naauwkeurig agt gegeven. Alle Darmen
, die op en nederwaards gelyk in de End-
2. DEEJL. V I I I , STUK, va