IV. De Tanden van deezen Vifch, die den Bek
XLV'* ZCer klein’ de Kaaken egaal, en de Lippen
HourV 1]m *'ioch aan elkander toereikende heeft,
stuk. zyn opinerkelyk. Men vindt ’er, in de Onderkaak
, die taamelyk groot en fterk zyn, agt
op éène ry geplaatft , en daar agter twee anderen,
in ’t midden, aao ’t Gehemelte: zo
dat de Voor of Sny-Tanden in de Onderkaak
dubbeld zyn, In de Bovenkaak maaken de
Tanden, waar van de twee middelde fcherp,
de overigen Homp, de voorde ry uit; waar
agter een gebeele ry van dikke Knobbelagti-
ge. De Keel is glad en effen , gelyk ook de
Tong", die Kraakbeenig , dikagtig en fpits is,
hebbende de uitérde tip los en vry.
Deeze Nyl-Braafem valt een Voet lang en
een Span breed. Hy heeft den Kop langwerpig,
het Lyfop zyde plat; met Schubben gedekt
die rondagtig, groot en zagt zyn ; ’er
ligt afgaande. De Kleur is, op den Kop en
Rug, blaauwagtig Zeegroen , welke zig tot
over de donkere Zyddreepen uitdrekt; voor’t
overige zyn de Zyden en Buik, als ook de
Kieuwendekzelen, verzilverd. Behalve de
Rugvin, die io Straalen heeft, zyn de ove-
rigen witagtig; doch de Staartvin , van 25
Straalen, is, gelyk de eerdgemeldej blaauw.
agtig in de bovende, Bloedkleurig in de on-
derde helft , en zeer gegaffeld. De Borft-
vinnen hebben 1 5 , de Buikvinnen 10 , de
Aars-
Aarsvin 24 Straalen; alles volgens de Waar-
neemingen van gcmeldcn Heer.
'(26) Karper met de Aarsvin van zeven-en
twintig Straalen, de Vinnen bruin.
Een zeer bekende Vifch van onze zoete
Wateren volgt hier in rang, naar het getal
der Beentjes, van de Aarsvin. De Schryvers
noemen hem, in *t Latyn, Brama of Abra*
mus, in, ’c Franfch heet hy Bréme, in ’t En-
gelfch Bream of Ram , en, als hy by uitdek
groot is, by die van Cornwall , BaJJ. Wy
geeven ’e r , in navolging van de Duitfchers,
die hem BraJJem of Prafem noemen, gelyk de
Sweeden Brax, den naam van Braafém aan.
ArteDi hadt deezen Vifch op den gewoo-
nen Karper laaten volgen , hem pnderfchei-
dende door de zwartagtigheid der Vinnen, en
het getal der Straalen van de Aarsvin alleen.
*t Is evenwel zeker, dat hy van den Karper,
door de breedte en platheid van zyn L y f ,
grootelyks verfchilt: weshalve men hem ook
Ireede Karper getyteld vindt. , Klein hadt van
deeze en dergelyke Viffchen een Geflagt geformeerd,
onder den naam van Brama ofBraafem,
( ié ) Cyprinus pinna Ani radiis viginti Jeftem, pinnis fuscis
Faun. Sutt. 3 is. Cyprinus pinnis omnibus nigrescentibus,
pinni Ani Officulorum viginti feptem. ART. Gen. 6. Syn.
4. Spee. 13. Gron. Muf. I. N. 14. Cyprinus lams live
Brama. Wi l l . p. 24S. RAJ. p. n $ . Cyprinuslatiis, Jonst.
Tab. XXIX. f. s, Cyprinus latus: pinna dorfali ano ferme
oppofita; cauda ampliffima lunulatas pinnis omnibus nigre-
fcentibus. Zo'óph. Grtn. Fafc, I. p. Iio. N. 345.
E e 5
XLV«i
H o o f d«
* stok.
xxvr. •
Erg ma.
Braafeia.
l. Deer. VIII. Stuk.