m
A füeel.
XL.
Hoofdstuk.
Gcftalte.
De Koorn-Aair Vifch heeft , volgens Has-
selqüist, het L y f en den Kop famengedrukt,
den Kop van boven platagtig gehoekt; de Rug
dik, den Buik fraaller, de Zyden lpodregt. Zyn
Bovenkaak is uitrekbaar, beftaande uit zes Bee-
nige Rukken; dc Onderkaak van vooren dika
vaü agteren breed : de Bek zeer opgeheven,
met een ftompe Snoet, een wyde Gaaping, en
op ieder Kaak een ry van zeer kleine ruuwe
Tandjes. De Qogen zyn groot, met zwarte
Appelen , in Zilverkleurige Kringen , en een
groefje in de Kop, daar boven. De Kieuwen-
dekzelen, met Schubben gedekt, hebben zes
Beentjes. De Zydftreep is regt, de Navel in
’t midden der langte. Van de Rugvinnen heeft
de voorfte, die op ’t midden van de Rug ftaat,
8, de agterfte n Beentjes, waar van één zeer
kort is en gedoomd: de Borftvinnen, die dig-
ter aan de Rug dan aan den Buik zyn , beftaan
pit 12; de Buikvinnen, digt aan de Navel ge-
plaatft, uit 6 , de Aarsvin uit 13 Straalen, waar
van één zeer kort is en eenigermaate gedoomd;
de Staartvin heeft 20 Straalen.
De Befchryving , welke de Heer Gronoviüs
van den genen geeft, die in de Noordzee huis-
v e il, luidt aldus, ’t Is een langwerpig, dun,
Vifchje,.dat den Kop van boven plat, doch
hooger dan breed heeft; de Snoet groot met
een wyden Bek: de Onderkaak een weinig langer
dan de Bovenkaak : zeer kleine Tandjes
in beiden ; de Rug re g t, final , rond. De
Sehub-
Schubben zyn groot, gefchalied, Zilverkleurig
linfterende en doorfchynende, op de Rug aan
de randen zwart geftippeld. Op de Zyde is
de Vifch zeer fraay getekend met een breede
Zilveragtige ftreep, die van den Kop tot aan
de Staart zig uitftrekt, loopende de Zyd-
itreep midden door dezelve heen. Het heeft
de Kieuwendekzelen zeer wyd gaapende ;
doch hoe veel Beentjes in de Vliezen waren
, durft zyn E d ., die ’er ten minfte drie
in geteld hadt , wegens de jdoorfchynendheid
van de Vliezen niet bepaalen. ’t Getal der
Vinnen was agt; als twee op de Rug, waar van
4e voorfte 6 Beentjes hadt, de tweede 12; de
Borftvinnen [ieder 13 , de Buikvinnen 6 , de
Aarsvin 10 (*).
In een Voorwerp, dat door den Heer L in -
xmus geteld zal zyn , werden gevonden in de
voorfte Rugvin S , in de agterfte of tweede
Rugvin 1 2 , in de Borftvinnen 13 , in de Buikvinnen
6 en één daar van gedoomd; in de Aars-
yin ló f in de Staartvin 17 Straalen»
XLI. H O O F D S T U K .
Befcbry'uing van ’t Géflagt dér Harderen.
E en V ifch , den Ouden zo min als den He-
dendaagfthcn onbekend , die in t Latyn
Mu’
XL.
H oofdstuk.
Na*m.
(#) Muf. Icbtk'jüL Tom« I. p* 2 3*
i .c t a L . yin. st v k . ^ 4