lil
H o o f d stuk.
Zeepaardje.
518 B e s C H ü t v I NG VA N
Onder den Griekfchen naam Hippocampus was
van ouds een Vifchje bekend, dat men hedendaags
Equusmarinus o f Zee-Paard,in !t Franfch
Cbeval marin of Hippocampc , in \ Italiaanfch
Camtto marine noemt. De reden van dien naam
is , dat deszelfs Hoofd eenigermaate naar een
Paardskop zweemt, welke gelykheid door de
kromte van de Nek, en door een Soort van
Vezelen o f Haairtjes aan dezelve', diezig,inhe?
leevend en zwemmend Diertje, als de Maanen
van een Paard vertöonen, nog meer verdrekt
wordt; ook zyn ’er kleine Haairtjes op ’t overige
van ’t Lyf. De kleinheid doet ’er ons den,
naam aan geeven van Zeepaardje.
De Heer K l e i n heeft deeze Vifchjeg gebragt
in de Familie derViflchen , die de Huid hard,
ruuw cn knobbelig hebben, noemende hetzelve,
Crayracion, die het L y f omgeboogen heeft,
als hy gedroogd is , en met inkervingen hoekig:
de Huid Lederagtig en taay ; den Kop,
eenigermaate naar een Paardshoofd gelykende;
den Bek pypagtig aan ’t end gedekzeld (*),
Onder aan den Buik heeft het twee Spleetjes,
door een van welkcD, zegt men, de Vuiligheid
©ntlaft wordt, door het andere het Zaad of de
Kuit: zo dat het dan niet jongwerpende zou zyn ,
ge*
to, tuberciilato, CaudS quadrahgujata, SyJ}-. Nat. X. Syngna-
thus Corpore quadrangalato, pinna Óauds, carens, Ast. Gen.
u Syn. i. Hippocampus, WiLL. p. iy$. RAJ.. p. 45. OlEAK.
Müf. 53. T. 16. f. 4. EqLuismarinus.BR.ADI.. Natur T. 4.1. 3.
(*) KLEIN Pifc.. Miffi, I^I. p. 43,
B E N a U B V I S s c h e n. 519
gelyk de Naaldvilïchen. Artedi, zegt hy, IV.
fchryft ’er Kieuwendekzelen aan toe , die a ™eel.
van onderen geflootcn zyn , en wcderzyds met jj0ofd-
een klein Speldegaatje in de Nek gaapende; s t u k .
doch hét heeft zulke Dekzelen niet. Kieuwen
worden ’e r , door W illoughby en Rondele-
tiüs, t’onregte aan geweigerd; d ieBellonius
’e r , ftiet reden,aan toegefchreeven heeft, met
open Gaatjes boven de.Borftvinnen,
Zyn Ed. geeft drie Veifchcidcnheden op van
deeze Vifchjes (*)» welken de Heer Grono-
vius altemaal, zo wel als de groene en geele
Zeepaardjes van V alentyn , tot deeze Soort
betrekt. Men ziet uit het gemelde klaar, dat
de on gebaar dheid geen verfchil maakt, noch
ook de meer of minder kromte van het L yf.
Wat het getal der inkervingen betreft, waar
op Artedï gelet wilde hebben m de Naald-
viffehen; dit is byfter verfchillende: want Ray
heeft in de Staart alleen,.van een kleintje uit
de Straat Sunda, geteld 35 Naaden, in een
groote maar 25. T e Venetie, evenwel, hadt
W illoughby ’er een gekreegen, die wel viermaal
grqoter was dan de gewpone, en met zulke
dikke Vezelen gehaaird, dat het die door ’c.droo-
gen niet ligt verliezen zou. Hy merkt aan, dat de
Staart die Geftalte behoudt, welke men ’er in
’t leeiSffl!
fgml
m m TM
j| j| |
Ippj
%■ £§]
K P
( * ) et Hippocampus Coftis fimplicibus. p Coftaruim nuw
ticlbus in en aibus . J/ Coftis in C ap ite Sc Dorfö fpinofis,
ilD eel. V ü i . stbk. Kk 4