IV. Linn^eus, maar ook den Liman- Vijch van Va»
Afdeel, lentyn en de Corret der Nederlanderen; als ook
Hoon) * we^ e > de Algemeene Befchry ving der
stuk. Reizen, de Roninglyke Vifch of le Negre geheten
wordt van de Spanjaarden Albacores,
\ van die der Maldives Talling Talling genaamd;
onthoudende zig in de Spaanfche, en , by de
gemelde Eilanden, in de Ooftindifche Zee. Het
‘ Voorwerp, aan zyn Ed. door den Heer Vos-
maèr vereerd, wordt aldus befchreeven.
Geftake. ,, De Kop hooger dan breed, van de Rug
,, fchuins afdaalende naar de tip van de Snoet:
,, van vooren fcherpagtig, gantfch ongefchubd,
,, weerloos, elfen: de Oogen op zyde nader aan
,, de Snoet dan aan ’t end der Kieuwendekzelen,
o „ e n tegen over de hoekenvan den Bek geplaatft:
,, de Kaaken, welker onderfte langft is, fcherp-
,, agtig; met egaale, zeer kleine fcherpe Taod-
,, jes; de Kieuwendekzelen rond van omtrek,
„ effen-en glinfterende. Het L y f langwerpig,
,, Spilrondagtig, hooger dan breed, ongefchubd:
,, de Rug in ’t midden naauwlyks verheven,
, , weinig gekield: de Buik niet veel uitfteeken-
, , de aan de N a v e l: geen Zydftreep zigtbaar.
,, Twee Rugvinnen en bovendien negen bas-
, , taard-Vinnetjes, tuflchen het agterfte van de
, , tweede Rugvin en de Staart. De voorfte Rug-
„ vin, tegen over de Borltvinnen ontfpringen-
3, de, laag en gefchraagd door zes ftyve ge-
,, doomde Beentjes, die met een laag Vlies
„ aan elkander gevoegd zyn: de agterfte, op
„ ’c midden van de Rug, hooger, met twaalf IV.
. flappe Beentjes. De Borltvinnen 9 , midden Afdeïx* * * r YVY
, , op de Zyden kort agter de Kieuwendekzelen,
,, Zeiflenvormig en klein. Agter de Navel, die stuk.
,, een weinig nader aan den Kop was, dan aan
,, de Staart, nam zyn Ed. twee fterke beweeg-
„ lyke Doornen waar : doch Buikvinnen wer-
j, den aan dit Voorwerp niet gevonden. De
,, Aarsvin beftondt, behalve de negen baftaard-
,, Vinnetjes, tuflchen dezelve en de Staart ge-
, , plaatft(*j), uit elf weerlooze takkige Beentjes.
„ De Staart was zeer gevorkt, met de enden
,, egaal en fpits.
O f nu dit Voorwerp wezentlyk een Thonyn
ware, zou men, dunkt my, mogen twyfelen.
Niet alleen verfchillen de Tellingen der Vinftraa-
len vry veel; dewyl de voorfte Rugvin, volgens
O sb e c k , L o e f l in g en W il l o u g h b y , ins-
gelyks 14 Beentjes hadt: maar van een Groef
aan de Buikvinnen wordt ook niet gewaagd door
onzen Landsgenoot. In de Straalen der Borft*
vinnen, evenwel is insgelyks tuflchen de twee
eerftgemelden een zeer groot verfchil ; dewyl
de een 32, de ander 22 daar in vondt. O s b e c k
heeft negen , en B r ow n e negen boven , agc
baftaard-Vinnetjes onder, by deStaart, daarin
waar-
(*) Daar u it b l y k t , dat de b en am in g , v an negen Vinnetjes;
•wederzyds , in , aan of op, de tweezinnige Rug te h e b b en ,
niet eigen is. Beter ware het g e z e g d : M a k r e e l , die negen
Vinnetjes by de Staart , boven en onder , twee Vinnen op de
Rag en een dubbele Stekel of Doorn aan de Navel heeft,
I. Deel, VIII, Stuk»