IV. dewyl het ’er alleenlyk van verfchilc, door de
A fdeel. Zaagswyze' getandheid der Kieuwendekzelen.
XXVIII. Evenwel merkt hy aan, dar in het Kieuwea-
vlies zeven Straalen zyn, daar zyn Ed. in dat
der Zee*Braafemen maar v y f, en in dat der
Lip- en Omber-Viffchen zes Scraalen gefield
hadt. Ook brengt hy de Stekeligheid der Vin-
nen onder de Kenmerken t’ huis.
Kenmerken. De 1 Ice^* OitONOvius, die de Baailen, door .
meer dan ééne Rugvin te hebbeu, van de voör-
gemelden onderfeheidt, geeft ’er de volgende van
op. Het L y f hooger dan breed, laDgwerpigag-
tig , niet fchraal: de Schubben gefchalied,
ruuw , fomtyds ontbreekende : de Navel in ’t
midden van ’t L y f , doorgaans een weinig dig-
ter aan de Staart: de Rug verheven, boogs-
wyze krom, gekield: de Zydftreep zeer zigt-
-baar ,evenwydig en nader aan de Rug, onafgebroken
, van de Dekzelen der Kieuwen uitge-
ftrekt tot aan de Staart. De Kop hooger dan
breed-, dikagtig , van vooren ftompgefpitft; in
fommigen geheel Schubbig; in anderen overal
met Stekels o f Uitftekken bezet: de Bek, aan
de tip van den Kop, met kleine Tandjes: de
Kieuwendekzels fpits gedoomd uitloopende,
veelal ongefchubd, fomwylen geheel met Schubben
gedekt o f met gedoomde Uitftekken gewapend.
De geheele Omtrek van de bovenfte
plaat der Dekzelen is in deeze laatften , doch in
de anderen de onderfte hoek alleen, getand.
Het Kieuwen-Vlies heeft in fommigen zeven,
in anderen maar vyf Straalen. ft Getal der Vin- iv .
nen is zeven o fa g t : op de Rug vindt men ’er Afdeel.
een o f twee, met eenige Beentjes fcherp: de g | g :
Buikvinnen, onder de Borftvinnen, hebben de stuk.
voorfte Straal gedoomd: de Aarsvin is enkcld,
met cenigen der voorfte Straalen ftekelig. dc
Staart breed (*).
Dus heeft gemelde Heer in het Geflagt der soorten.
Baarfcn ook de Zee - Scorpiocnen betrokken,
ft Getal der Soorten is by zyn £d. thans zestien,
die hy in twee Afdeeüngen brengt, naar
dat zy de Rugvin eilkeld o f dubbetd hebben.
De Heer L inn^eus heeft d e negen-en-twintig
Soorten, van zyn Baarfen-Geflagt, in drie Af-
deelingen onderfcheiden ; waar van de eerfte
twee afgezonderde 'Rugvinnen heeft, de tweede
maar ééne Rugvin met een onverdeelde, dc derde
met een gevorkte Stcuirt. De eerfte bevat v y f,
de tweede tien, de derde veertien Soorten.
( i ) Baars, die de Rugvinnen afgezonderd heeft;
de anterfte met zestien Straalen. , viatUiso
J Rmer-Baars.
Deeze Soort onthoudt zig inde Zoetë Wateren,
{*) Zöophyl. Gron. Fafc. I. p. 86.
(r) Perca'pinnis Dorfalibus difiinólis : fecunda radiis fede.
,cim. Syjl. Nat. X. Gen. 144- Faun. Sast-. z 84- Perpa Iineis
utrinqne fex nigris , pinnis Veqtralibus' rubris. ART. Gen.
39. Syn. 66. Spéc. 74. Gron. Muf. I. n. 96. Zoöpb. Grcn.
Tafc. I. p. yr. N. 301. Perca Eluviatilis.; WTJLL. p. 191,
RAJ. p. 97. Perca Berfich. joNST. Tab. XXIX. Tig. 8.
I. DFÜ. VIII. STUK. A 2