IV. de Slangefteentjes of Katten-Oogen. De Ge*
Afdeil. ^aite van het L y f itvyam byna met die der Kary
r tr
H o o f d - Peren ovcreeD* Hasselquist telde in de Staart-
s t u k . vin 2 4 , L i n NjE ü s ijpSthalen.
fhfxiw ( I0) KarPer met de Aarsvin van agt Straalen,
Bonte. een bruine Vlak aan de Staart, bet Ly f door»
fcbynende.
De Ouden noemen deezen bont Vifchje uit
het Geflagt der Pboxini; anderen gladde of
bonte Pboxinus. De Romeinen geeyen ’er, om
dat hy met zwarte (lipjes en ftreepjes als ge-
ftriemd is, den naam aan van Morellax andere
Italianen noemen hem Sanguinerolla , wegens
zyne roodheid. Van de Franfchen wordt hy
Verou geheten, van de Engelfchen Pink, Minim
of Minovo, van de Duitfchers Elritz of Elde-
ritz. Bovendien wordt aangemerkt , dat hy in
Duitfchland byna zo veel Naamen heeft, als
’er byzondere Landfchappen zyn.
’t Is een Vifchje byna eens zo klein als de
Rivier-Go v ie , zynde op ’t meed drie Dui-
men lang: op de Rug dónker Olyfkleur, met
een Gouden dreep, die van den Kop naar de
Staart loopt, en beneden- welke de Kleur zeer
veranderlyk is. Sommigen, naamelyk, hebben
den
(10) C yp r inm pinna A n i radiis oiïo, macula fu lc a ad
Caudam , Corpore p e llu d d o . Syft. Nat. X. Cyp rinus tridac-.
ty lu s varius obiongus teretiufculus , pinna A n i ofliculpruna
odèo. Syft. Nat. X. Varius five ïh o x in u s latvie. J QNST, Tab*
XXVXIi; F ig - Mi 3, Wilt. P- R i j . I2J,
den geheelen Buik Scharlaken - rood, fommigen VI.
wit, fommigen glinderend blaauw: in anderen Afdeki^
zyn op Zyde drie Streepen, de hovende en on-
derde Goudkleur, de middelde Hemelfchblaauw. sx uk.
Men heeft in de Rug - Aars- en Buikvinnen van
zulk een Voorwerp , geteld 8 , in de Borft-
vinnen 16 en in de Staartvin 19 Straalen. De
plaats, daar zy zig onthouden, is op Steeno
f Zandagtige Gronden , in fnel afloopende
Wateren van Europa.
Tot geene Soort dan deeze zou , wegens Oofterfche.
het getal der Straalen in de Aarsvin , behoo-
ren kunnen die Vifch, welken de Heer Has*
se lq ü ist in de Levant vondt $5 en genoemd
heeft Oofterfche Karper (*). De eze, naamelyk,
hadt in de Aarsvin 8 Straalen. Voorts kwamen
die der Bordvinnen volkomen, en die der Bord-
vinnen nagenoeg overeen, als zynde 9 ; doch
de Rugvin hadt ’er vier meer, naamelyk 12 ,
de Staart 22. De Rugvin en Staart was Bloedkleur;
het L y f verzilverd.
( 1 1 ) Karper met de Aarsvin van negen Straa- xi.
len, de Qogkringen roodi bet L y f doorfeby- GMnddtje,
nende.
T e rooren hadt L im b u s getwyfeld, o f dit
/ Sweedf
" . |
Cyprinus Orientalis. Itïn. p. 434.
/ ïs) Cyprinus-pinna Ani radiis novem , Irldibus rubris,
Corpore pelkicido. Faun. Suec. 331. Cyprinus minimus. It.
Weflgeth. 23a. Cyprinus biuncialis , Iridibus rubris, pinni
Ani officulorum novem. Art, Gen, 4. Syn, 13. Spie, jo,
X.Deel. vzxlstuk.