ly .
A fdeel.
XLIX.
Hoofdstuk.
Opbldazer.
Kaapfche. PI. LXIX.
toegebragt. ■ t Schynt dat zy doorgaans nies
zeer groot vallen-, evenwel heb ik ’er als een
Vuift gezien, ’c Gene de Heer Gronovïus uic
het Kabinet van Seba gekogt hadt, was maar
drie Duim lang; hoedanig een ik ’er ook heb,
dat in t getal der Vinftraalen, zeei* veel overeen-
komft heeft, met het gene Linnjeus in Swee-
den telde: want in de Rugvin vind ik n , i n de
Borftvinnen 17 , in de Aarsvin- 10 en in de
Staartvin 8 Straalen. Dit is duidelyk met zes
zodanige breede bruine Banden, als in onze Afbeelding,
op de Rug getekend ; doch dezelve
loopen over de Rug heen, en de Kleur is geheel
Afchgraauw. ’ t Waakt een groot verfchil,
o f men deeze Schepzels van onderen o f van
boven, dan van de Zyden zie.
V^d dit laatfte befpeurt men een duidelyk
blyk.in de Afbeelding, die wy geeven van den
echten Kaapfchen Opolaazer, . uit de meer gemelde
Verzameling, van den Heer W, van der
M eülen. Het Voorwerp is zeven Duimen lang
en in ’t midden twee Duimen breed, ’t Getal
der Vinftraalen komt nader met de voorgaande
Soort overeen, dan met dêeze; inzonderheid
wat de Borftvinnen, belangt, in welken ik. ’er
maar 14 geteld heb, en 6 in de Aarsvin.. Waar-
fchynlyk zal daar omtrent, gelyk in andere
Viflchen, geen volmaakte beftendigheid plaat»
hebben. De Kleur is op de Rug zwartagtig
met witte Vlakken gefprenkeld, aan den Buik
en op de Zyden vuilwit, met kleine Stekeltjes
»
jes, die het L y f daar ruuwhnaaken , als men
’er met den Vinger , van agteren naar voeren,
langs ftrykt; doch anders zyn die Schubbige
Stekeltjes niet te voelen en in ’t geheel
naauwlyks zigtbaar.
De Heer G ronovius befchryfc thans (*) zodanig
een Vifchje, van Kuraffau gekomen, t
welk vyf Duimen lang was, byna anderhalf
Duim hoog en op "t breed(le maar zeven Liniën:
dus veel hooger dan breed , gelyk zyn Ed. aanmerkt,
zo van L y f als van Kop, die met een
kleinen Bek en Viertandig is , hebbende groote
Oogen en kleine Neusgaten. De Rug is zo
. breed als de Kop , en., gelykerwys de Zyden,
met een ongefchubde gladde Huid gedekt. De
Zak van den Buik, die inkrimpt als de Lugt
’er uit i s ,' heeft veele Stekelige Schubbetjes,
en is witagtig : aan de Zyden Zilverkleur; de
Rug uit den blaauwen zwartagtig: aan de Zyden
vindt men eenigen zwarte Vlakjes. D k a lle s ,
en inzonderheid de plaatzing der Borftvinnen »
doet hetzelve zeer naar een Voorwerp, t welk
ik heb, van ongevaar twee Duimen langte met
de Staart, gelyken : doch dat verfchilt zeer
veel van de gewoone Opblaazertjes.,
(3) Stekelbuik met overlcingfe bruine en bléeke
Streepen♦ ^
(*) Ofttacion cathetophateus, oBlongus, tetiaodon, Vemre
tantum afserqi ZZöupb. Grein. Fa(c. I. p. 49» N* 18 3 -
Tetraodon fafciis longitod ina liba s faftis jaUid isqtte. Mof.
Ad. Fr. I I . Tetiaodon Jahaea. H A S S E iq . ïttr. 400. [+41 -]
iiDKsn, vin. stuk. Hh a
IV, ■
A fdeel.
XLIX*
HOOFDSTUKOpbladzit
iif.
lArrauis.
Geftteepte.
m
im
m m
x m
i jsySI
lil