IV. aglig is j met de Staart Maanvormig, de Rug
A f d e e l . emigermaate verbevenrond ; de Vinnen in ver-
H o o f d f c^e^ e Onderwerpen verfcbillende (*). Dit laatfte
s t u k . zegt niets o f te veel, en het andere inderdaad
Cbmufch weinig; behalve dat ik ook de Staart geenzins
Coudvifibje. jyjaanvormjg | halfmaanswyze o f hoe men ’t
woord Lunulata begrypen wil , maar veeleer
gevorkt of gegaffeld vind, en de dikagtigheid,
inderdaad , doet hun by de Karpers niet uit-
munten.
G eb ruik. \ Schyut o f deeze Vifchjes hier grooter
worden dan in hun Vaderland. Immers, die de
Heer Baster uit Engeland gekreegen heeft,
waren , toen hy ze befchreef, tien o f twaalf
Duimen, dat is ongevaar een Voet lang. Het
onze, waarfchynlyk in zyne Vyvers geteeld, is
ten minfte zes Duimen ( f ) . Zyn Ed. heeft ee-
nigen van de grootften laaten kooken, en dié
met verfcheide Saufen gegeten , bevindende
dezelven zeer fmaakelyk , doch een weinig
week; hoewel z y , gebakken zynde, hem ruim
zo lekker voorkwamen, als de Baars ( | ) .
(9)
( Cyprinus crajfiufculus : cauda Itipulata ; durf» fub-
eenvexo ; pinnis in dïvtrfis fubjeclis difcrepantibus. Zooph.
G ren . Fafc. I . p. 108. N . 3+2.
( 4.) In China zouden z y ze ld en langer dan een Vinger
voorkomen ; hoedanige grootte z y in tw e e jaar b y hem k ry -
g e n : doch men moe t aanmerken dat 'd é Chin ë é zen de k le in fle
u it z o e k e n ; wanneer z y o o k leboonft G oud kleur z y n .
( ! ) Verhand, der Holl. Maatfchapp, V I I . D e e l . I . Stuk.
bladz. 223.
r (9) JKfirper met de Aarsvin van zeven en 4e IV.
Rugvin van agttien Smalen. Afdeeu
XLV.
O n d e r de [zodanigen van dit Geflagt, die de Hoofo-
Staart gevorkt hebben , zou deeze niet meer JX
behooren dan de voorgaande, we lk« drietan- m>tic«u
. , 1 • • j N y llch c *
<]jgheid van de Staart, (want dnevorkig is dezelve
piet, ) alleenlyk door de dubbelheid van
de Staartvin veroorzaakt wordt, en in ver de
minften plaats heeft. Het zou my derhalve
weinig verwonderen , indien de rosagtige Karper
9 welken de Heer H a s s e l q ü I s t , in Egypte,
in de Nyl vondt, tot de Soort der Chineefche
Goudviffchen mpgt behooren : want het ver-
fchil der Vinftraalen is niet alleen naauwlyks
noemenswaardig , maar zelfs in het Kieuwen-
Vlics van deezen vondt zyn Ed. ook drie Beentjes
, gelyk ’er in dat van de Goudviffchen
zyn. ■
Dit Vifchje hadt de langte van maar drie
Duimen: het was gedekt met roodagtige .Schubben
; zynde over den Kop, en boven de Zyd-
ftreep, rosagtig Zeegroen; doch aan ’t boven-
fte van de Rug zwartagtig; met de Kieuwen-
dekzelen, de Borft en Buik, t’ eenemaal ver*
zilverd. De Oogen hadden die Eigenfchap,
•,dat zy de Lichtftraalen als Spiegeltjes terug
kaatften , met verandering van Kleur; gelyk
de
( 5 ) Cyprinus p in n i A n i rscliis fepttm, dorlali duêdeviginti.
Byft. Nat. X . Cyprinus rufejcens. HASSEJLQ. her. p . 3S3.
N . 94-
I. Deel. VIII. Stuk.