*53
IV. j , zien. Daarentegen wordt van iedereen vet-
FDEEL. ^ zekerd, dat de Salm een afkeer fyeeft van de
Hoofd- ” roode kleur 5 weshalve ook-de genen , die
STOK. „ hem zoeken te vangen, geen roode Borftrok
„ of Muts durven draagen. Zeker Man* hier
s, in Sundfiord, liet, om deeze reden, nu on-
„ langs , de roode Dakpannen van zyn Huis
j, afneemen en er biaauwe in de plaats leg*
„ gen. Even zo fcbuuwt ook de i alm alle
j, Krengen, en wanneer die onvoorziens of door
„ de nydigheid van een kwaadaartigen Buuf-
,, man in de Netten geworpen zyn , zuivert men
„ dezelven met Vuur; doch dat hetzelve juïffc
» door tegen elkander wryven van twee ftuk-
„ ken Houts • moet aangeftoken z y n , ruikt
„ wat overgeloovig. By het Werpnet zitten,
in ’t Voorjaar, altoos twee Man; de een is
5, in een Schuitje of liever op een hoogen
„ Paal, om te letten, wanneer de Salm' Schools-
» wyze aankomt, en dan geeft hy, doorroe.
„ pen o f wenken, den ander een teken, die
zig op ’t Land bevindt, en een Touw in de
9, ,Hand heeft, waar mede hy het Net kan digt
„ haaien. Op deeze manier worden dik wils
„ tien, twintig o f dertig Salmen, in eens ge»
9, vangen: ja de menigte derzelvcn is- fomtyds
9, zo groot| dat. men ’er eenigen uit moet neg-
9, men, eer het Net opgehaald worde, ten ein-
„ de het niet fcheure. De Salm naamelvk is
9, een zeer fierke Vifeh, en men heeft my wil-
9, 'ka
len verzekeren , dat een eenige een Man tv.
9l
kan optillen, wanneer deeze hem met den Afd2B**
91
Lyfter Hoekt. g g *
„ Dit Werktuig is een Soort van Elger o f stuk.
91
V o r k , met drie Yzeren Tanden,.aan een lan-saimfteeken.
„ gen Stok , welke tot een ander Soort van
„ Vangft g em ik t wordt. Men maakt, naa-
„ melyk, een Laxe-Kaer o f Salmkill,van Hou-
,, ten Latten, dwars over de Rivier, en daar loopt
„ de Salm , wiens begeerte zeer groot is om
„ in ftroomend Water hooger op te gaan, niet
„ alleen in; maar blyft ’er in (taan , tot dat
„ men- hem ’er met den gemelden Elger uit-
„ neemt. Ik heb zelf gezien , dat in een
„ half Uur, dus, twaalf groote Salmen gevan-
„ gen werden. Hoe groot de drift van deezen
„ Vifeh z y , om al hooger op in de Rivier te
,, komen , kan men eerftelyk daar uit qpmaa,
„ ken, dat h y , daar het zo ondiep is, dat h y ,
9, met de Rug boven zwemmende , niet ver-?
„ der kan voortkomen, zig op Zyde- werpt,
„ en dus half kruipende voort arbeidt, totdat
„ hy weder diep Water bereike. Ook toonen
„ zulks zyne hooge en lugtige Sprongen, zo
„ in de Rivier als in de Watervallen, tegen
„ den fterken Stroom aan. Schoon, naamelyk,
9, de hoogte der Klippen , over welken het
,, Water nederftort , twee of drie Ellen beat.
draage; wil hy doch niet terugwyken , o f
„ het, wegens de beletzelen, kamp geeven.;
,, maar hy regt zig op den Staart overend, en
LpEEt. vulstuk ,, fpringt