XXXV.
H o o f d -
Stuk.
langwerpig vierkante Schubbetjes; uitgenomen
voor de Borftvinnen , alwaar het t’eenemaal
óDgefchubd Werdt gevonden. Het bovenfte
Beéntje van de Staartvin hadt de langte van
zeven en een vierde Daim; daar het Voorwerp,
tót aan het end van de Staart, byna agt en éen
half Düim lang was, z^nde het onderfte Beentje
iets meer dan een Duim (*).
De Ingewanden werden aldus bevonden. Hét
Middelrift fterk; het BuikVlies Zilver kleur: dé
Rob langwerpig, van wydte naauwlyks als een
dunne Ganzé-Schaft, halfrondswyze óver den
geheelën Buik Ïoopende, en overal even w yd :
de Darmen met een drievoudige omwending,
van de flinker naar de regterZyde, eindigende
op ’t laatft in de Navel, d ié , mffchen de Buik*
tinnen en ver van de Aarsvin a f , digter aaii
de Snoet dan aan de Staart geplaacft was. De
Léver groot,' in twee Kwabben verdeeld, waar
van de bovenfte breeder eü dikker , de ondérftè
langer en fmaller. De Kleur Was even als-in
de andere.
(♦ ) D u s k an de A fm e e tin g goed gem aak t word en , diei
gantfch n ie t A r o o k t , wanneer men de langté v an lie t V b ó t-
& e rp ;, t o t aan het end van de Staart , op i P^itet g Duim e»
j. Lmai n e em t , g e ly k m en het v in d t in ’ t Maf&wtn lch~
th-jthficnm vim den Heer GRONQVIUS. H e t b ly k t d at r
■ jTttt ‘ét uitgelaten moeft zyn-,- en i k k an iö y wedérófti nifeé
genoegzaam verwonderen , dat zïyïl E d i zu lk s n ié t onder d e
Errata, necejjario corrigenda , aan ’ t end v an d a t , noch ia
ïy'A vólgend W e d e , aan ge tek en d h e e ft.
A f d e e l ,
xxxvi.
XXXVI. H O O F D S T U K . Hóófd.
STük.
JSefcbryving van ’t Geflagt der Salmen, tmar
in niet alleen van derzelver Levensmanier,
VoortteeliDg, en andere Eigcnfchappen, maar
ook van die der Forellen, Houtingen- en dér-
gelyken, als ook van de, Spiering, die mede tot
dit Geflagt behoort , omjlandig , volgens de
nieuwfte Waarneemingen, gefproken , en een
naauwkeurig Berigt van de Salmviffchery, bet
inzouten, rooken enz. gegeven wordt.
Een zeer uitgebreid Geflagt komt ons voor Kaam,
onderden Lacynfchen naam Solmö, waar
van de Engelfche naam Samon, de Franfche
Saumon, zo wel als de Neerduitfche Salm ,
zyne afleiding o f liever zynen qorfprong heeft.
Dit Geflagt begrypt, buiten en behalve de
gewoone Salmen ,- ook de Houtingen, Forellen,
en Spiering, benevens derzelvór Verfchciden-
heden van Europifche en uitheemfche Vis-
fcheö.
De Kenmerken, in ’t algemeen, beftaan in Kouaerkcaj
een Kop die effen is, o f zonder ftekels, naet
Tanden op de Kaakën en aan dé Tong, Het
L y f heeft, agter de Rugvin, eene Vetvin,
en de Buikvinnen hebben meer Straalen dan
I. Dtii.. vin. Stuk. ge