24o B e s c h r i j v i n g v a n
IV; Padden ee t; doch dewyt de Oi je vaars de ftjnkeö-
A f d e k l . Waterpadden eetenJ 20 is ^ a^‘
Hoofd*** êemeen onwaarfchynlyk: aangezien men weec,
s t u k . dat de Viflchcn omtrent hun Aas vry keurig zyn.
j Kleine Snoeken worden zelfs wel van de groo-
ten verflonden , maar de Baarfen laaten zy
veelal onaangeroerd wegens de flekeiigheid der
Vinnen. Evenwel zyn ’e r , die verzekeren,
dat een Snoek fomtyds, op de gezegde manier,
naamclyk met den Kop eerfl in te flokkeD,
zelfs groote Baarfen tot zyne prooy maakt.
Vangft. De Vangft der Snoeken is niet alleen aan-
genaam maar ook nuttig ; dewyl de Wateren
door hun beroofd worden van anderen Vifch.
Zelden kan menze , op de gewoone manier,
met een Hengel vangen: evenwel i s ’t moog-
Jyk (*). Men gebruikt ’er een Looplyn toe ,
die om een fterk Riet o f langen Stok geflagen
i s , doende aan den Hoek, die dubbeld en met
een Kettingje voorzien moet zyn , een Vifchje,
'*c welk men door de beweeging, die menmaakt,
zig als leevend doet vertoonen ; o f met een
Kikvorfch., naar welken dc Snoeken zeer gree-
tig zyn. Gemeenlyk vangt menze met zogenaamde
Fleuren, die in ’t Water gelegd worden
te dobberen ; zynde aan ’t eene end daar van
een
(*) In de Zomer van Jt Jaar 1762 is ’£ my gebeurd, dat ik
by den Uithoorn, in de Veenen, hengelende in een Sloot, van
Wel tien Voeten diep, aldaar op de gewoone wyze, in plaats
van een Baars, een Snoek, van ongevaar twee Ponden zwaar ,
aan den Hengel ving en ophaalde.
een Touwetje , dat men om een Mikje van
een Tak windt, die in de Wal is vaft gedoken
(*> Deeze Vifch ,naamelyk, moet, wegens
zyn geweldig voortfehieten, bot hebben; anders
zou h y , van aanmerkelyke grootte zynde,
alles weg of aan flukken rukken. KIen vangt
de Snoeken bovendien ook wel in een zoort
van Zetnetten , hier te Lande Puiten genaamd ,
die als een vier- of vyfdubbelde Fuik gefat-
foeneerd zyn; of ook in gewoone Fuiken ( f ) :
fomtyds worden zy wel gelchooten of met een
Strik gevangen.
Een zeer aardige manier van Snoek te vangen
en die de Liefhebbers veel' vermaak kan geeven,
is , indien zy doorgaat, de volgende. Neem ,
met heldere Lugt en Zonnefchyn, een Sp iegel,.
die taamelyk groot is , en breng het Zonne-.
beeld, daar van terug gekaatft, op ’t Water,
daar gy vermoedt dat zig Snoek onthoude. De
Vifch zal niet nalaaten., zo men verzekert, zig
op die plaats aan de Oppervlakte, o f tuffehen
Wind
(*) Dit Dobberen of Hengelen met groate of kleine Vifch-
Ses egter, is niet alleen in onze Provincie, maar ook in die
van Vriesland en Groningen, volftrekt verbooden, gelyk wy
in ’t voorgaande Stuk bladz. 6, 10, gezien hebben. In
Vriesland op eene Boete van 25 , in Groningen op eene van 12
G (iLÊen Vilfcher van Aalsmeer heeft my verhaald, dat hy eens
de Fuik die hy tot het vangen van andere Vifch gezet had»
ophaaiende, daar in een Snoek vondt , van zo verbaazende
grootte , dat hy dènzelven naauwlyks in de Schuit krygen en
meeftetkon worden.
I.DEËi. VULSTUK. Q.
XXXVIII.
Hoofdstuk.