l0ü 1i
1088
■ i
8
IV. maar ééns Vin , den Kop ongewapend, fpitsag.
A fdeeu tig gefjjuM , met drie Doornige fchubbige Kien.
H oofd! ' wendekzelen en de Staart rondagtig heeft, worde
i stuk. van den Heer G r o n o v iu s niet alleen een Vifch-
je t’ huis gebragt, dat hy te vooren geplaatfl:
hadt onder de Spaaren, en ’t welke geftreept
i s ; maar bovendien betrekt zyn Ed. daar toe
drie Verfcheidenheden van gefprenkelde Baarfen,
welker eene de Stippen blaauw , de andere
rood, de derde zwart zou hebben. Den eer-
ften merkt hy aan als de bruine Jakob Êvert-
fen van V a l e n t y n , de rood gefprenkelde als
de roode Jakob Evertfen, in Brafil Pira Piran-
ga en by de Nederlanders Gatvifcb genaamd.
De geftippelde Baars van C a t e s b y maakt
zyne eerfte , en de Cunapu-Guacu, van Piso,
zyne laatfle Verfcheidenheid uit, die met zwarte
flippen is gefprenkeld (*).
jacob Evert- De Vifch, welken de onzen, aan de Kaap,
Jakob Evertfen noemen , is een zeer lekkere
en geagte Zee-Vifch. De Hottentotten vangenze
menigvuldig met den Hengel, en wee.
tenze, naar mén verhaalt, door fluiten en een
groot geraas, aan te lokken. Men kanze ’er,
gelyk het Vleefch ,en andere Levensmiddelen,
voor w,einig Gelds koopen, en , gezouten zyn-
de of gedroogd , worden zy wel mede genomen
tot Voorraad op de Schepen. In ’t algemeen
noemt men deezen Vifch roode Braa.
J'emt
(*) Zoofhjl. Gron. Fïfc. I. p. $o. N. »$>7.
Ten
rl. LXIII.
-%• ifem
, waiir van twee Soorten zyn. De eene IV.
heeft de Huid en Schubben rood, met blaau- A fdeel.
we Vlakken; doch midden aan den Buik is hy
Goudkleurig, en, over |c geheele L y f, bleek- STUK.
rood van Grond. Hy heeft de Oogen groot
en rood, met Zilverkleurige Kringen ; den Bek
klein , met fcherpe Tanden., De andere Soort
verfchilt weinig , dan dat hy grooter zy , en
onder aan de Keel donker-rood.
Omtrent den oorfprong van zynen zonderlingen
naam vindt ik het volgende aangetekend.
Zeker Scheeps. Kapitein, genaamd Ja k o b E v erj 1-
sen, die aan de Kaap woonde, hadt een roode
Troonie, zodanig gefchonden door „de Kinderpokken,
dat men hem noit Scheeren kon, zon-
der in dej, Kuiltjes Haairen over te laaten vah
zyne Baard, die zwart was. In deeze ftaat geleek
zyn AangeZigt genoegzaam , ten opzigt
van de Kleur en Vlakken , naar den rooden
Braafem. Om die reden was, door een Spot-
boef , op zekeren vrolyken Maaltyd, de naam
van den Kapitein aan deezen Viich gegeven.
De Cugupu Gtiacu, die van de Portugeezen,
in Brafik, M em , en van de Nederlanders Jakob
Evertfen geheten wordt, zegt W illouchby,
wordt fomtyds ontzaglyk groot. Men vangt
’er van v y f en met de Staart van zes Voeten
lang ; zynde anderhalf Voet breed , en meer
dan vier Voeten in de Omtrek van het Lyf.
Hy heeft den Bek groot, rond en Tandeloos;
de Oogen middelmaatig met geelc KriDgen; de
i.cxu.. vulstuk, B 3 Schub