Iv * ,, vari welken uit de Lever voortkomen, efl
XLVi' ” alleen dienen om het Bloed van de Poortader *,
Hoofd- j> en van een gedeelte der Eijerftokken f , te*
STÜK* „ rug te brengen. Van deeze drie heefE men
p * ru ”a >i ’er twee, die zig wederzyds ópenen in het
■ f Ovaria 99 onderfte van deeze Vergaarplaats , eö de
„ derde ontlaft ’er zig ook in door een zeer
,, wyde Opening. Twee andere Aderen fcy-
„ gen wederzyds langs de Ruggegraat op*
j. Aorta ^ vvaar(3s 3 vergezellende degroote Slagader | *
,, en vereenigende zig , aan ieder zyde der
j, Vergaarplaats, met de Aderen , 1 die van de
„ twee zyden van de Lever afkomen* Dus
„ hebben die twee Vaten v op deeze plaats,
„ wederzyds maar éénen mond* De Stam van
„ de Ader, die het Bloed uit de Kieuwen terug
j, brengt, legt op de Aorta: hy daalt aan de
„ regter zyde van het Hart neerwaards: hy is
„ aan de Wauden der Holligheid, daar het‘Hart
,, in beflooten is , gehegt, en, een toer maa-
„ kende , loopt hy in de regter zyde van de
„ Vergaarplaats uit.
„ Deeze Vergaarplaats, nu , opent zig van
„ boven, naar het midden van 't onderfte deel
SAuricuU» van ’t Oor f : aan haaren mond zyn twee
,, Oogluikende Klapvliezen ,* gelyk die aan den
mond van de onderfte Holader in de Voge-
„ len. Het Hart heeft maar één Oor, doch
„ hetzelve is teeer groot, ter flinkerzyde aan-
,, gevoegd, ïfr ’t bovenfte gedeelte induiken-
„ de, maakt het wederzyds een Uitftèk o f
„ Hoorn,
„ Hoorn * waar van de flinker grooter dan de iv .
, , regeer is. Het heeft zyn mond in ’t bo* Afdêei..
„ venfte gedeelce, ter flinker zyde van het
„ Hart. Daar zyn twee Klapvliezen aan den siuk.
„ mond van het Oor, binnen het Harr, het
,, eene boven , het andere beneden; aangehechc
,, over den geheelen halven Cirkel, dien zy
„ formeeren, en geopend aan de zyde naar de
„ punt des Harts toe. Dit maakt dat het ,
„ Bloed, het welk door de famentrekking van
,, het Hart terug vloeit, dézelven opligt en tegen
„ elkander aanvoegt, gelyk in de Kikvorfchen.
„ Het Hart is halfrond van figuur, en aan twee
„ zyden plat, bynagelyk de Zee-Appelen: het
0 is op zyn kant geplaatft ten opzigt van den
,, Kop, zo dat de twee vlakke zyden naar de
,, Kieuwen zien, en aan den grondfteu;: wordt
„ het met de Aorta ingekaft, door middel van
„ een Soort van Scharnier-Geleding; alzo dee-
„ ze twee deelen uitpuilingen en holligheden
„ hebben, die onderlingjn elkander fluiten.
„ De Wanden van het Hart zyn zeer dik naar
„ reden van deszelfs grootte en de Vezelen
„ van een zeer vaft geweefz'el: ook heeft het
„ tot de Circulatie veel kragt noodig
Van het maakzel der Kieuwen en den Omloop p e Adem-
des Bloeds heb ik omftandig gefproken ( f ) : haaline*
doch
(*) Du Verney Otuvret Anatom. Paris 1751. Tom. II
p. 47°-
( t j Z ie t vóorg. V i l , Stu k , bladz. 39. enz.
I* Deel. V I I I . Stuk, Aa