43^ B e s C. HR T V 1 R 0 VAM
IV. vangt hem in ’t Voorjaar mecft. De langte
Afdeel. gaat cjie. van een Elle, de breedte van drie of
XLV. vjer Diiimen niet te boven, zegt Aldrovan-
stuk. düs: doch ik geloof, dat hy de dikte meent.
Volgens Willoughby, naamelyk, is het Lyf
en de Kop zeer breed ; de Bek wyd van gaaping
en veel grooter dan in de gewoone Dikkop,
opwaards gekromd: de Kleur op de Rug don-
ker-blaauw, aandeZyden Zilver-, aan den Buik
geelagtig. In de Rugvin waren 1 1 , en in de
Borftvinnen ongevaar 18, in de Buikvinnen 9 ,
in de Aarsvin 14 Straalen geteld. De Staart is
gevorkt.
XXI (21) Karper met de Aarsvin van veertien
Nafus. Straalen, de Snoet uitfleekende.
Neuj-Vifch.
De ftompe Snoet., die over de Onderkaak
uitfteekt, geeft met eenige fchyn van reden
aan deezen Vifch den naatn van Nafus, by de
Autheuren , gelyk de Duitfchers, o o k , hem
Nafe of Nafen, dat is Neus-Vifch, noemen.
Anderen heeten hem, gelyk te Dantzig, Plot•
ze , en fommigen Scbreiber , Afcbt , of ook
Scbneider, dat is Snyder-Vifch : miffchien wegens
zyne geringheid van Waarde. De Italiaa-
nen geeven ’er den naam van Savetta, die van
Ferrare van Sueta aan. In Vrankryk en aan
den
( zi) Cyprinus pinna Ani jadiis quatuordecim , Roftro pro.
nainente. ART. Gin. ;. Syn. 6. GRON. Muf. II. N. 147
Nafus Alberti. WlLL. p. i s 4. B.AJ. p. 119. JONST. Tab.
XXVI. fig. *j»
DE K a RPERS. 433
den Rhyn fchynt het dat deeze verward worde
met den Capito of Dik-Kop, onder de naamen
van Vilain, Cbevena, M u f in e r ;gelyk Gesnerus
oordeelt. Anderen tellen hem onder de Braa-
fems.’, en by Keulen, of aan denNeder.-Rbyn,
zou men hem Makritt heeten.
De Heer Klein geeft een Afbeelding van
een Hommer en Kuiter van deeze Soort , en
daar benevens van een Mannetje, gelyk die,
ten tyde der Voortteeliog, met zwarte Vlakken
gefprenkeld zyn ; wanneer menze te Dantzig
noemt, bunte Slotze Q ) . Baltnerus ,
ondertuflchen , hadt aangetekend, dat in April,
wanneer ’t de Rytyd is , de Koppen van de
Mannetjes met witte Stippen 'zyn getekend;
zynde dit miffchien die Schurftigheid , waar
van voorheen gefproken is , ten opzigt van
andere Soort van Karper. Ook is het L y f
dan ruuw en zy zwemmen Schoolswyze ; zo
dat een Viffcher ’er, .in ééneNagt, wel twee-
of drieduizend Vangen kan. Hy een Viffcher
te Straatsburg zyndè, zo blykt , dat deeze Soort
vry gemeen is in de Rhyn , zo wel als in de
Donau. Men vindt hem ook fomtyds in onze
Rivieren ; dach in die van Engeland fchynt hy
niet voor te komen. In ’t midden van den
Stroom, op een Zandigen Grond, fchieten zy
hun Zaad, en maaken alsdan den Bodem daar
toe
(* ) Klein Pifc. Milï. V. p. 66. N. t.
X.De ï l . VUii Stuk. £ e
X L V .
Hoofdstuk.