144. B E s c a a t v i K C v a n
IV. » Salmen zig komen wryven, en daar ook
Afdeel» gevangen worden»
XXXVI. De regte ty d , wanneer zig de Salm
^ Ï okT ,» wryft, is by het aanbreeken van den Dag
„ en in ’t vallen van den Avond, niet in ’t
„ midden van de Nagt. Onder ’t wryven laat
,, het Mannetje zyne Hom , en het Wyfje
„ haare Kuit loopen; waar omtrent, aanmerke-
„ lyk isj dat in de Salmen, zo wel als in an-
, dere Viffchen, het Mannetje de Hom eerft
„ van zig geeft en daar mede eer vaardig z y ,
dan het Wyfje met haar Kuit; maar de Stroom
„ vo e r t, het gene de Viffchen van zig gee-
„ ven , te gelyk heen en verftrooit hetzelve,
„ zodanig dat men niet kan zien, wat weg het
„ neeme. -Om Bartholomams, wanneer de Kuit
, het grootfte en zo groot van Korrel is als
Erw ten, fchat men dezelve in waarde een derde
, deel van den Vifch zelf, die alsdan veel
„ flegter is van Vleefch, dan in de Zomer, en
, en zo we l, om dat hy alsdan de Rivieren af-
„ zwemt, als om dat hy niet zo goed is van
„ fmaak, met reden van het Landvolk#7^ -
„ lacbs wordt geheten (*). Om St. Michiel,
, , en in ’t begin van Oktober, is de Salm ge-
„ heel zonder Kuit en uitgeteerd: als wanneer
„ ook de Rivieren by den Poolkring beginnen
te
(*) Dat is Wrakke Salm. Zo zegt men by ons ook Wrak-
ke Haring enz. Zie bladz. 13°. hier voer.
te bevriezen, dat zeven Maanden aanhoudt, IV*
" zyn d e het Ys doorgaans twee Ellen dik.”
Uit deeze Waarneemingen blykt, dat de tyd h00Fi>.
der Voortteeling van den Salm in de Herfft zy» stuk.
Evenwel zou daaromtrent een aanmerkelyk ver-
fchil kunnen plaats hebben, naar de gefteldbeid
van ’t Klimaat; doch dat fommigen eerft tegen
•t end van November beginnen zouden, en den
geheelen Winter door daar mede voortgaan,
tot in het Voorjaar, gelyk van Bafel aan Ges-
herus was gefchreeven (* ) , is te onwaarfchyn-
lyker, daar L inn^ us aanmerkt, dat de Schie-
ting van Hom en Kuit in de Zuidelyke deelen
van Sweeden eerder plaats heeft, dan in de
Noordelyke deelen (f)*
Aangaande de plaats, waar de‘ Voortteeling
gefchiedt, zullen wy den Heer Pontoppidans
hooren , die tevens ook van de manier gewaagt
(4.). „ Gemelde W illoöghby fpreekt
,, het Gevoelen tegen van G esnerus , aan-
„ gaande de Voortplanting van den Salm in de
,, Z e e ; meenende dat zülks alleen maar ge-
„ fchiedein de verfche Rivierwateren, uitwel-
>, ken
(*) WILLOUGHB. HSJhM p. IS*. Doch die plaats komt
jny verward en duifter voor. Circa finem fere Novembris ad ,
eltiora . loca contendunt, pariend: gratia ƒ — ■— —
lncipiunt autem non multo pofl Solftitium & fubinde per
tumnum & Hyemem parere pergunt , aliqui etiam ad Verit
tifque, id eft Mqrtii, initium.
( t ) Faun. Suecica. p. I i5.
(4) B a tu r ï. ban Sa?ta* H. Th.p. M9>
L Dssx.- Yin. STVK, K