in Sleeden, van zes Pond zwaar, hadt een Kuit van 26
Loot, en daar in werden geteld 141960 Korrels; een Baars
van 44 Loot, wiens Kuit woog 7* Loot, hadt daar in
66r 5o, en een Voorn of Roodvia , in een Kuit van 41 Loot*
7 1 8 2 0 Korrelen. (,St»kb. Verband. XXIII. S t u k , ""bladz.
19a.) Zou men niet mogen vermoeden, dat het verbaazen-
de getal van over de negen millioenen Eijertjes in de Ka-
beljaauwen , daar zoo veel ophef van is gemaakt, een mistelling
ware, door een o te veel te fchryven?
Bladz. 27.
Den Ouderdom der VilTchen verbeeldt zig de Sweedfche
Predikant H e d e r s t r o e m , dat men ontdekken kan door te
te tellen hoe veel Ringen ’er zyn in de Wervelen van de
^•nggegraat * welke ten dien einde gedroogd moeten zyn.
Hy befluit zulks daar uit, dat zo wel de groote als de kleine
Ruggewevelen , in een zelfde Vifch, evenveel Ringen
Lebben; daar het getal der Ringen in de Wervelen van
groote en kleine VilTchen , van eenerley foort, grootelyks
verlchilt: als ook dat het getal der -Ringen eenigermaate
met de grootte van den Vifch evenredig bevonden wordt.
Hy heeft veelerley VilTchen onderzogt, en maakt daar uit
op , dat een Snoek, van grootte als een Haring, twee Jaaren
oud zy: een 'van een Elle lang vier Jaaren, en die twee
Ellen lang zyn, weegende 25 of 30 Pond, gemeenelykaan
ieder Ruggewervel twaalf of dertien Ringen hebbende,
zouden zo veel Jaaren oud zyn. Een Aal van een Pond
■ zwaar rekent hy op zes 5 een Baars.van een Pond op vier,
en een Braafem, van anderhalf Pond, op zes of zeven jaaren.
Evenwel gelooft hy, dat het getal der Ringen alleenlyk
den Ouderdom maar aanwyft, tot den tyd toe, dat deVis-
fchcn hunnen vollen wasdom bekomen hehbeti ,* uitgenomen
ia
in de zodanige, die zo lang groeijen, als kunne Leeftyd
duurt. Stokb. Verband. van 1759» XXI, Stuk.
Bladz. 48.
Tot nader beveiliging van het Gehoor der Vilfchen, dienen
de Ondervindingen van den Heer H e l l a n t , in Swee*
den, die menigmaal bevonden heeft, dat de Vilfchen , zo
groote als kleine, door het Geluid, op den Oever gemaakt
wordende, verfchrikken, zonder dat zy eenige beweeging
zién, die het Geluid veroorzaakt. , , Ik wil ten overvloede
„ daar omtrent berigtën, (zegt die Heer) dat in den Jaare
„ 1743, des Zomers, toen uit de Kaningiyke Veld- Artil-
„ lery, die, in eenige Metaalen Drieponders bellondt, by
„ zekere gelegenheid eenige Schooten gedaan werden, zyn-
„ de wel de fterkfte, die ten tyde van de SalmvifTchery al-
„ daar ooit waren gefchied ; de ViiTchers en het Landvolk
,, ongelooflyk groote fchoolen van Salm zagen, die
„ als by Benden, omtrent den Mond van de Rivier van Tor,
,, nea, zig omwendden,en naar de Zee te rug keerden,’’
Stêkbthnfe Verband. VU, Stuk. Pagi78.
Bladz. 244.
. Een Slange-Vifch van deeze Soort, naamelyk een onge.
baarde , heeft men in Sweeden gevonden binnen in een ge-,
flooten Oeller - Schulp, daar de Oeller geheel uit verteerd
was- Zi? de zelfde Verhand. VI.'Stuk, Pag. 117.
Bladz. 163.
De Heer A d r i a n ü s D e k n a t e l , een kundig Liefhebber
der Natuurlyke Hiftorie, inzonderheid in ’t Huk van Mine-
raalen uitmuntende, is, tot leedwezen van zyne goede Bakenden,
in ’ t voorlte deezes Jaars 1765, den weg var alle
Vleefch gegaan. : Zyn Voornaam was , verkeerdelyt »niet
een J. gefpeld<