IV. tot aan St. Jakob, wanneer de eerde Schooien
A fdeel, jjgj. regce opzwemmende Sijk , die van egaalo
XXXVI. groo(;£e en vol van Hom en Kuit zyn , uit de
s t u k . Zee naar ’t Land komen. Het tweede School
komt om St. Laurens, het derde te St. Bartho.
lomeus. In ’ t Jaar 1750 deeg het eerde Sijk-
fchool door de Schorren, van ’t begin tot het
midden van Augudus , Ouden Styl. Deeze
Vifch bemint, zo wel als de Salm, een tegen-
Stroom van zoet Water; weshalve hy , als een
Zeewind waait, die de afvloeijing belet, zig
ook in de Inhammen en tuiïchen de Banken
verfpreidt: doch met een Landwind zwemt
hy fnel de Rivieren op. Met een derken Zuiden
W i n d , en eenpaarigen tegen-S troom ,
ftygt de Sijk tot een agtde en fomtyds een
vierde Myls in een Etmaal, doch in langzaam
vloeijend Water minder. Met Wede» Winden
kan hy anderhalf Vierendeel wegs afleggen.
D e Viflchers derhalve, wien zulks bekend is ,
volgen dikwils het School, een geheele Week,
de Rivier op , en maaken zig ieder Nagt van
een gedeelte daar van mccfler, werpende het
N e t, v y f , agt en meermaalen agter-cen, dwars
over de Rivier, in de diepte; als wanneer men
bevindt dat de Sijk , met een derken tegenstroom
van beneden , egaal en vinnig in het
Net loopt. Ook neemt men inmiddels waar,
dac zyn Loop i s , even als die van den Salm,
met twee Armen, of op ryën, die in een hoek
famenkomen. Met warme Zonnelchyn en zagt
Weer
Weer vangt menze ook by dag, indien ’er aan
de Uithoeken des Lands met Netten op gepad
wordt. Als de Zee zig tegen den avond on-
geduimig vertoont, doch ’s morgens wat dil
wordt en de Lugt betrokken is,'daagt de Vis-
fchery beter , dan met heete Zonnefcbyn o f
dood dilte van Wind; en allerbed met een
zagte, zoele Regen. Met zwaar Onweer, van
Blikfem, Donder en Slagregen, heeft men,
des nagts van den 9 Auguftus, een goeden
Vangd gehad.
De Sijk en Haringfchoolqn volgen kort op
elkander, zo dat z y , fomtyds, te gelyk aan
Land komen. Meedal bereikt de Sijk, twee of
drie Nagten daar na, de plaats, alwaar de Ha-
riDgfchoolen te vooren hunne Kuit gefchoocen
hebben. Dat hy zulks doet om de Kuit te
verflinden is blykbaar, dewyl men, in Saizoe-
nen als ’er weinig Haring i s , zeer weinig der-
gelyken • Vifch aan Land verneemt. De Sijk
bemint ook dergelyke gedeldheid van Grond
en Water, als de HariDg; te weeten Zeekusten,
Landfpitfen en Engten, daar een egaale
en wyd uitgedrekte diepte is , van twee tot zeven
en tien Vademen; als ook Inhammen, die
een Zandgrond hebben , en een bedendigen
tegen-Stroom van zoet Water. * Zo dra deSijk-
Schoolen hunnen Loop in de Rivieren genomen
hebben , wordén zy gevolgd van groote
Schooien Harr en Salm-Forellen; ook van Braa-
fems en dergelyke Viflchen, ’t welk een ge-
X. E,EEL. VIII. STUK, O düU'
XXXVI.
H o o f d stuk.