IV. Rhyn. Zyne vraatagtigheid maakt, dat men
A fdeel. nje|; z e c r naar hem verlangt, dewyl veel
H oof1»-* ^oor hem verflonden wordt.
«tuk. Ongemeen groot wordt deeze Vifch. Men
Grootte, wil dat ’er in de Elve gevangen zyn van omtrent
honderdtwintig- Ponden zwaar : in de
Weifiel van zestien Voeten lang. In een Meir
van Hongaryen , gemeenlyk Newfilderfep genaamd,
hadt Gesnerüs gehoord, dat men ’er
een gekregen hadt, van meer dan agt Ellen
lang , en over de anderhalf honderd Ponden
zwaar. Niet veel minder van Grootte hebben
wy ’e r , zegt W iixoughby , te Weenen gezien.
Sommigen verbeelden z ig , dat dit de
Vifch van T obias geweeft zy ( f) .
?i. Lxiv. Een Meirval van ongevaar twee ElleD lang,
1 2' door den Heer Osbeck befchreeven , wordt
aangemerkt als een der grootften, die men in
dat Meir van Sweeden vangt. Dezelve was
omtrent agt Duimen breed en ruim een Lispond
zwaar. Hy hadt de Huid blaauwagtig met
donkere ftreepen, ongeregeld over ’t L y f loo-
pende, dun, Slymig en ongefchubd: het On-
derlyf, als ook den Kop van onderen, witj
den Kop van boven plat, vaa vooren halfrond-
agtig ftomp: aan de Bovenkaak twee Baardjes,
van dikte als een Stroohalm en fpits uitloopende,
ter laDgte van agt Duimen; vier aan de Onderst)
HELWïg DiJJert. pitg. 20. c»p. ;. Zie het Vin,
D ï e x , der Uitgezogte VcrkgMklingen3 bladz, 3$o,
derkaak van twee Duimen lang. Voorts was
de Smoel met Wratten bezet, en het bovenftè
van den Kop oneffen. Men vondt de Bovenkaak
wat korter dan de Onderkaak, met kleine
beweeglyke Tanden: de Tong breed, dik, glad,
kort en een weinig gefpleeten. De Rugvin,
zeer klein zynde, hadt maar 4 Straalen,, in de
Borftvinnen waren ’er 17 en één daar van gedoomd,
in de Buikvinnen 13 en 88 inde Aarsvin
, die zig van ,de Navel uitftrekte tot aan de
Staart, welke 17 Beentjes hadt.
Zeer weinig veffehil vind ik in deeze Telling
der Vinftraalen door den Heer Osbeck, met
die van W ilLooghby (*) en Gronovius. De
laatftgemelde Heer geeft een zeer omftandige
Befchryving van zulk een Vifch uit het Haarlemmer
M e ir , alwaar zyn Ed. aanmerkt dat
dezelve menigvuldig is, „ verbergende zig in
„ die Land-engten ( t ) j daar de Monden van
„ andere Rivieren ó f Slooten naby zyn , en
„ op welke plaatfen zig daaglyks een groot
}s getal van andere Viffchen verzamelt, dat
„ den Viffcheren ook niet onbekend is , die
„ al-
(*) In het Syftem* Natura van den Heer LlNN.ïUS vindt
men wel de Aarsvin van 20 Straalen , 't welk een byfter
verfchil zóu zyii , doch dit Is oabédsgtzaam overgenomen
uit Ar ted i; aangezien in ’t Werk van Wi ix d u g h b ï wordt
gezegd van 90 Straalen : zo dat het by Artedi een Drukfeil
zyn móét.
(-)-) In 'Mis agrorum Ifthmis ft recondéns. Muf. Ichtbyol,
p. 6. Ifthmus is een eng ftuk Lands tuflehen twee Wateren»
floch ik denk dat zyn Èd. ëén inham of Kretk meent.
G 4
XXXIV.
Hoofdstuk.
L Dk h ,. VIU. stvk.