IV. duurige beweeging in het Water maakt, doch
A f d e e l . aao ^en Oever is naauwlyks iets te befpeuren.
XXXVI. Zeehonden en Meeuwen volgen de Schooien
stuk. Vifch in de Engten en Rivieren.
Jt Gereedfchap, dat men tot deeze Viflchery
gebruikt, beftaat meell in Zet en Sleepnetten,
ook fteekt men z e , gclyk den Salm, o f vangt-
ze in Fuiken of Korven, van Te$n gevlogten
en dergelyke Werktuigen meer. In fommige
Rivieren wordt eerft een Schakel van ’t Land afgezet,
aan beide zyden, en dan daar voor, in
’ t midden, een boogswys Net. Men gebruikt
’er Wand toe, waar van vier en een halve Maas
gaan in een Vierendeel Elle, zynde de hoogte
van negen tot tien Vierendeelen en de langte,
o p ’t hoogfte, vyftien Vadem. Het Sleepnet
heeft twee Armen doch geenen Zak. In het
afzwemmen, wanneer de Vifch het Land zoekt,
zyn zo diepe of lange Netftellingen niet noo-
dig , als in het opflygen, wanneer hy de diepte
kielt. Dit zelfde heeft, ook, met den Salro-
vangft plaats.
Vboitteeiin^ Omtrent de Voortteeling wordt waargenomen
, dat het Mannetje hangt aan de Kieuwen
van het W y fje , onder de beweeglyke Dekze-
len ; ’t welk door byten of zuigen gefehiedt.
Z y houden zig zodanig valt en llingeren met de
Buiken dermaate tegen elkander, dat de Zyden
in ’ t Water fchemeren en glinlterén. Als menze
dus met dea Elger treft, wordt men gewaar,
dat het een Hommer en Kuiter z y , die zig op
derdergelyke
wyze gepaard en met den Kop boven
'c Water verheven hebben; alwaar zy op
gemelde wyze arbeiden en llingeren, tot dat
zy ontlalt zyn van hunne Kuit en Hom, welke
op den Grqpd, als ook aan Steenen en Netten
aankleefc, doch door de op nieuws aankomende
Schooien geduurig los gemaakt wordt.
Dit gefehiedt op een Steenigen Grond en zelfs
in de Watervallen , alwaar men opgemerkt
h e e ft, dat zy zig het fchielyklte hun Zaad
kwyt maaken. Een kléine Hommer vat de
Kuiter onder de Kieuwen aan de Borftvionen,
om zig op gelyke w y ze , Buik tegen Buik, en
Navel tegen Navel, te kunnen wryven. Na
het fchieten van Kuit en Hom, gaan zy aan»
Ronds , in groote Schooien, de Rivier af.
De Sijk heeft by de Klippen aan de 'Eiland,
jes der Zeckuft , in de Herfft omftreeks*St.
Michiel, wanneer zy opzwemt, geheel harde
Kuit, doch, indien zy zig daar ophoudt tot aan
Simons-Dag, wordt de Kuit loffer en vloeibaar,
zo dat dezelve gelyk een Draad uitloopt, ter-
wyl de Vifch heen en weer gaat in het Net»
Men befpeurt alsdan, dat zo wel de Mannetjes
als Wyfjes hun Zaad verteeren, waar mede de
Darmen als volgepropt zyn , wanneer menze
komt te vangen. ' De Inwooners gelooven voor
vaft, dat de Kuit van de Sijk den Winter over
leggen blyft tot aan het Voorjaar, wanneer de
jonge Groey met het afftroomende Water t’Zee-
waards gaat. In de HerfR van ’t Jaar 1733,
i .Jueei. vin. stuk. O 2 haal-
XXXVI.
H o o f d s
t u k .