IV. gelyk Vaudoife eo SuiJJ'e, wegens de plaats van
Afdeel. 2ync afkomi.t, en by de Uaitfchers die van
Lauck, Laugele, Digunen, en meer anderen,
stuk. in gebruik. Wegens den voorgemelden naam,
ivkurtje.. die den Latynfchen Albiciïla of Albicula uit.
drukt, mogen wy ’er wel den naam aan geeven
van Wittertje of Witvifcb.
Merkelyk verfchillen egter de Schryvers omtrent
de Kleur, die de hoofdzaak in deezen
uitmaakt. Terwyl naamelyk, Bellonius wil,
dat hy wit blinkende zy ; befchryft Ronde*
LETiüs hem als. uit den bruinen groen en ten
deele geel; Gesnerus als op de Rug, bruin,
geel en groen , gemengeld zynde. Men getuigt
dat zy vlug zyn en fpeelen aan de Oppervlakte
der Wateren, teelende in February
voort, als wanneer menze by menigten kan
vangen, en het Mannetje is dan Schurftig. In
April en Mey zyn deeze Vifchjes eetbaar, on
wat week, doch anders niet onfmaakelyk. Men
plagt ’e r , ten tyde van Galenus , veelen in te
leggen, en dus als Ansjovis te verzenden.
Men vangt ’er thans niet alleen in de Trent,
maar ook in andere Rivieren van Engeland,
Duitfchland en Vrankryk.
Artedi heeft deezen getyteld, Karper van
negen Duim, die langer en Jmaller is dan de
Voorn, met negen Straalen in de Aarsvin. , Zodanig
van grootte was het Wittertje , dat Wil-
Loughby onderzogt, en in welks Rugvin hy
io , in de Borflvinnen 15 of 16, ia de Buikvin*
vinnen 9 en in de Aarsvin 9 o f iq Straalen
vondt. Deeze Telling fchync door onzen Au-
theur, by verzinning, op de volgende Soort
toegepaft te zyn.
(13) Karper met de Rug en Aarsvvn van tien
Straalen.
Het geheele Kenmerk van deezen, onder-
tulTchen, is daar op beruftende. Hy geeft ’er
den Soortnaam aan van Dobula, een Vifch die
op de Elve en te Hamburg, van de VifiTchers,
Dobeler, Mufebyter, Meusejfer , en op de Ei-
der, in ’t Hólfteinfcbe, Dover genoemd wordt,
volgens Schooneveld; zynde byna van dikte
als een Snoek, en niet onaangenaam van Smaak.
De aangehaaldc Soort van Artedi , evenwel,
zou veeleer een klein flag van Rivier-Harder
betekenen, die men aan den Rhyn noemt Scbnot-
fifcb of Meyfifcb, en te Zurig, in Switzerland,
Hajle, Hafeler of Hafela; waar van ’t Woord
Hefïeling zal afkomftig zyn. Eenigen zyn ’er,
die ’er ook den naam aan geeven van Viesvifch.
Als zodanig wordt een Vifch voorgefteld,
die in den jaare 1755 in de Vecht gevangen
was, en zeer weinig voorkomt. Men heeft
in deszelfs Rug- en Eorftvinnen geteld 12,
in de Buikvinnen 10, in de Aarsvin 9 , en in
de Staartvin 20 Beentjes. Het Lighaam was
ge-
(13) Cyprinus pinnü Ani Borftlique tadiis decem. Syft. Nat,
X. Cyprinus pedalis gracilis obkmgüs cralfiusculus, Doifc»
craflb, pinna Ani officulomm novem. a r t . Syn. i».
ï. DsiJu. VIII. Stux. D d
rv.
Afdeel,
XLV.
Hoofdstuk.
xrir.
Dobula.
Heifeling.