IV.
Afdeel.
XXXIII.
Hoofd
STUK.
58 B e s c h u v i k o v a n
in de overgelatene Slibber , ja ook dieper ia
de Slyk of Modder vindt. Zodanige Viiïchen
naamelyk, die op den bodem van de Rivieren
o f Meiren gewoon zyn in de Modder te kruipen,
moeten ligt by het afloopen des Watefs
overblyven, en dan zullen z y , om de Vogtig-
heid te vindën , al dieper en dieper in den
Grond booren, zo ver het hun doenlyk is. Zie
daar de oplofling van gedagteu Fabel.
' Deeze wordt, te Neurenberg en Regensburg,
Misgum o f Fisgurn geheten , hoewel anderen
hem den naam van Pijjgurn geeven. ’t Schynt
ook-dat het de zelfde, z y , dien de Duufchers
noemen Peisker o f Beisker, en fommigen Meer-
putten. Het fchynen die Viiïchen te zyn, welken
Schooneveld Poecilia genoemd .heeft.
Clauderus heeft ’er den naam aan gegeven van
levendige Thermometer.
De Heer Klein betrekt hem mede in de Familie
van zyne Encbelyopi, o f Aalgelykende
Viiïchen. Ook zyn de Kieuwengaten van onderen
geflooten en aan de Zyden alleenlyk
open; waar door hy te meer naar de Aaien o f
Lampreijen gelykt. De gewoone Iangte is als
de Handpalm en de dikte als een Vinger, hoewel
men ’er veel grooter vindt. De Kleur i s ,
op de R u g , Afchgraauw , met veele Stippen
«n Vlakken , die ten deele zwart, ten deelei
blaauw
(*) 'Mifi. Cur. .Dec. 2. Ann. 6, I6S7. Pa£« 314« ObC
>7J. Fig. 71.
t)E M e i e s l a n ö e n . pp
felaauw z y n , gefprenkeld ; aan de Zyden met
een zwarte en witte Streep; aan den Buik geel
met witte Vlakken , en zeer kleine roode en
zwarte Stippeltjes. De Vleezige Baardjes aan
den Bek fpreiden zy in ’t zwemmen uit. In
de Rugvin, Buik- en Aarsvin , zyn ieder 6 , in
de Borftvinnen 1 1 , in de Staartvin 15 Beentjes
gevonden.
De Verblyfplaats van deezen Meirflang is
in en aan de Rivieren van Europa, in ’t algemeen
, en in ’t byzonder in die van óns Land.
Men vindt hem ook in de Vyvers teillrichiïhall
in Sweeden, alwaar hy voor een zeer lekkeren
Vifch gehouden wordt.
X X X IV . H O O F D S T UK.
JSefcbryving van ’t Geflagt der M eirvallen,
’t welk verfebeide Europifcbe, Ooft- en Weft*
indifebe ViJJcben begrypt: waar onder de Bont-
A a l, Kikvorfch en Katvifch , de Dreg-Dol-
phyn en anderen die gemeenlyk Bagre genoemd
worden.
Den Geflagtnaam Silurus, van een Vifch af-
komflig , die thans onbekend fchync te
zyn , vertaal ik , om de voorgemelde reden
Mei rval. G esneros fchryft, dat men
*er van tweehonderd Ponden en fomtyds grooter
ving. Volgens fommigen zou dezelve in
de Nyf alleen huisveften; doch anderen willen,
I.DEEL. v u l s t u k . G 2 dat
XXXIV*
Hoofdstuk.
Nasm.