XLVIII.
H o o f d stuk.
V I I I .
G'ibkofezs,
Dootvilch.
IX.
Cuhicus.
Doedkift.
die ook in de Middellandfche Zee zyn, Doktor
L ister hadt zulks beweerd.
(8 ) Beenvifcb die Vierkantig en ongeboornd,
maar gebocheld is.
Wy kunnen hier, gevoeglyk, den naam van
Doosvifch aan geeven. Hy wordt van Groso-
vios tot de zelfde Soort betrokken, als de
cerfte van dit Geflagt, die Driekantig is, en
ongehoornd: want het fchync dat zyn Ed. de
Rugbult voor de bovenkant neemt. Dezelve
vertoont z ig, byna, als een Knopje op een
Doos. Het Vifchje onthoudt zig, gelyk alle
de anderen, in de Indifche Zee.
(9) Beenvifcb die Vierkantig is en ongeboornd,
met de Zyden byna Vlak.
Deeze zou de Vierkantje van allen fchynen
te moeten zyn. Ook betrekt de Heer Gronó-
viüs ’er den genen toe, die van den Heer Klein
is afgebeeld onder den naam van Crayracion»
welke Vierkantig i s , met ontelbaare uit den
wit-
( i ) Oftradon tetragonus muticus gibbofus. Syjl. Nat. X.
Oftradon oblongus quadrangulm gibbofus. ART. Gen.ss.SyK.
Sj. Oftradon alter gibbofiy. WlLL. p. 156. Tab. J. lig.
•Jonst. Tab XXV. N. 7.
(s>) Oftradon tetragonus muticus , lateribu, planiujeulis.
Syft. Nat. X. Oftradon polyodon tetragonus incrmis. Muf-
Ad. Fr. I. p. 59- Oftradon quadrangulus maculis variis plu
rimis It. Wejlgoth. p. 138. ART. Gen. s6. Syu. gj. pjfcf
mediocris, quadranguliris »aculofus. L ist. Appeni, W in »
p. »0. RAJ. p. +J.
witten blaauwagtige Sterretjes.
op een Aardag- IV.
tigen Grond, getekend; de Staart bont. Veel-
tandige, vierhoekige, ongewapende Oftracion, HoofdJ
noemt LinwäDS hem in de Befchryving van het
STUK.
Kabinet zyner Koninglyk Sweedfche Majefteit.
Vierhoekige Beenvifch, met veele bonte Vlak*
leen , hadt Artedi hem getyteld. De naam
van Doodkift fchynt my op deezen toepaffely-
ker, dan op den Molenfteen-Vifch, daar die
elders aan gegeven wordt (*). Het zou de gene
zyn, dien V alentyn geftreepte Kiftkens-
Vifcb noemt ( t ) .
In de Afbeelding van Seb£ , die men hier toe
betrekt ( I ) , is de Kleur zwartagtig, met kleine
pukkeltjes en witte Vlakken gefprenkcld. In
die van W illouGhbï ziet men, dat de zeskan.
tige Ruiten, op de Zyden, in ’t midden een
groote roffe plek hadden, die blaauwagtig wie
ge-oogd was. Men noemt daar die Ruiten
Schubben. Aan den Buik vondt men deze
Vlakken menigvuldiger en kleiner, twee o f
drie op ieder Schub (§). Het Voorwerp van
*t Sweedfche Kabinet hadt in de Rugvin 9 , in
de andere Vinnen ieder 10 Straalen.
X LIX. HOOFD-
(* ) Uitgizepe leerhandel: f . De e l , bladz. 145.
( t ) Ind. Net. & Nov. VOL. 1H. p. 3*«. N. +2».
( 4) Thef- HL Tab. XXIV. N. j.
(Q) L ist, Append. ad Hiß. Piß. p. 2». Tab. J.
l . D e b l . vin. St u k ,