X X X V ] .
Hoofde
stuk.
„ gaans van een Haring heeft; a. de Ferra,
„ die breeder en dikker is , van figuur als
„ een Salm, grooter dan de Lavaret, en 3.
,, miflehien, de kleinfte Albula van G esnerus.
,, Dat ’er zo vcelerley Soorten van zouden
„ zyn , als die Autheur, hoe fchrander en ge-
„ loofwaardig ook, aantekent, kan ik niet toe-
„ ftaan. Altemaal heb ik ze befchreeven, zo
„ wel de Switzerfche Albelen, als de Savoifche
, , Lavaret, de Geneeffche Ferra, de Guiniad
„ van ’t Land van Wales en de Scbelley van
„ Cumberland , en het voornaamfte verfchil,
„ dat ik ’er in gevonden heb, beftondt in de
„ grootte , daar de Ferra en Albelen 3g uit-
„ muntten by de overigen, zynde obk breeder
„ en dikker, gelyk een Salm; de Lavaret en
„ Schelley kleiner, dunner en fmaller, gelyk
„ een Haring. Hierom ftel ik maar twee Soor-
„ ten, waar van de eene de twee laatften, d@
,, andere de Ferra , Albelen en Guiniad be-
5, grypt. De kleinfte Albelen , die men in
„ Switzerland Weijj'fifch^ dat is Witvifch noemt,
„ is door zyne kleinte (zo 'er geen andere
„ Kenmerken waren) genoegzaam onderfchei*
„ den ( * ) ”.
Een dergelyk verfchil vindt men ook onder
de Sijk in Sweeden, gelyk wy zo even gezien
hebben. Zelfs is daar insgelyks een kleine
. Soort, genaamd Sijklojay Smafijk, Blikta, Stint,
MoikU)
(*) WlLL. Pisc, p, I8tf. RIJ. p. 62y
Moiku; naar het verfchil der Landfchappen.
Evenwel vindt men nog eenige Verfchciden-
heid, dewyl de Sijkloja of Stint ruim een Vierendeel
Elle lang wordt, onthoudende zig in
groote Meiren o f Inhammen, die door wyde
Stroomen gemeenfehap met de Zee hebben:
doch de Rabboxe of Smaling, die men flegts, in
diepe eirtjes of kleine Rivieren, boven op
de Bergen ontmoet , niet grooter valt dan
kleine Spiering. Dceze laatfts fchiet Kuit om-
ftreeks St. Andries in de binnenlandfche Meirt-
jes, alwaar men hem, meeft omtrent St. JaD,
met kleine' Sleepnetjes vangt.
De Rytyd is tegen het begin van de Winter,
zegt L inisleus ; doch, volgens W illoughby ,
zou de kleinfte Albelen o f Witvifch in de Maand
July paareD. Het Klimaat kan eenig verfchil
daar in maaken, als ten opzigte van de Salm
gezegd, is ; ook komt de Winter veel vroeger *
in de Noordelyke Landen. Artedi merkt
aan, dat men deeze Soort overvloedig vindt in
het Meir, waar aan Stokholm legt, wordende
aldaar voornaamelyk, by ’t Steedje Sigtuna en
elders , in de-. Maand July gevangen. Men
vifcht ze alleen by nagt met Netten, die veertig
of vyfdg Schreeden nedergelaten zyn, zegt
W illoughby. Met helder Weer gaan zy dieper
; met betrokken Lugt ftygen zy hooger,
en maaken grooter Schooien dan de andere
Witviflchen o f Albelen. De Kleur is op de
Rug blaauw en voor ’ t overige Zilveragtig.
L'DEZA. VII-L Stuk, O 4 Iü
IV.
A f d e e l ,
XX XVI.
Hoofdstuk.