j y een Myl ver in Zee uitloopt, hebbende aan ’c
Afdeel, end een Fuikswys N e t, dat in verfcheide Ka-
XXX. mertjes als afgeperkt i s , waar van ieder van
Hoorn- vooren 0pen is en van agteren uitloopt in een
naauwer Afdeeling o f Zak. Boven de Openin-
gen houdt een Viflcher,dag en nagt, de wagt
in zyn Schuitje, en fluit dezelve, zo dra hy be-
fpeurt, dat ’er een Thonyn is ingegaan. Dus
moet de Vifch , daar uit willende , de andere
Opéning opzoeken, die hem brengt in een naauwer
en eindelyk in ’t allernaauwfte Hok , dat
van onderen ook een Net heeft. Zo dra nu
daar in eenige Viflchen beflooten zyn , weeten
deViflèhers hetzelve op te ligten,.toc dat het
weinig meer dan een Mans langte onder Water
z y ; dan Jpringen zy in dien Zak , als in een
foort van Vyver, en haaiende Thonynen, die
zy aan de Staart grypen, alwaar de Vifch zeer
dun is , daar uit, werpende dezelven in hunne
Schuiten, daar zy van anderen aanftonds, onder
de Kieuwen, open gefneeden en gegromd
worden. Men vangt ’er fomtyds eenige honderden
, ja wel duizend te g e ly k ; waar onder
dikwils ook Dolphynen , Zwaardviflchen en
Makreelen zyn : want de Vifch zwemt by Schooien,
en , even als de Schaapen, zo volgt de
een den ander»
Gebruik. Men heeft van ouds reeds opgemerkt, dat
deeze Vifch niet alleen Schoo.lswyze, maar in
zekere orde zwemt, maakende een Parallelogram
uit, even als Soldaaten die in Marfch zyn; zo
dat
dat men, ééne Ry tellende, van hun getal ten
naaften by kan oordeelen. Iets dergelyks wordt
van de Haringen hedendaags verzekerd. In de
Golf van Tarento werden ’er zo veel gevangen,
dat men het befte van den Vifch, de Buikftuk-
ken naamelyk, Tarentello noemde, en ’t overige,
’t welk men voor ’t Gemeene Volk over-
lietf, Tonnina of Melanclrya,. De Pelawides o f
jonge Thonynen, ingelegd, werden Sardis ge-
heeten ,en dienden niet alleen tot Spyze, maar
zyn ook aangepreezen geweeft tegen zulke Wa-
terzugt, die uit een gebrek in de Milt ontftaat.
PniNius getuigt, dat de Thonynen fomtyds
zo groot worden, dat de Staart de breedte van
twee Ellen heeft, en de Vifch een zwaarte van
vyftien Centenaaren. ’t Is dan, gelyk G e sn e r u s
aanmerkt, zeer ongelooflyk, dat zy maar twee
Jaaren leeven zouden. Meer dan honderd Ponden
zwaar komen zy dikwils voor. Men heeft
’er aan de Kuft van Cornwall een gekreegen van
zeven Voeten, hebbende de Rob vol Haringjes
o f Sprot. Ook wordt my verhaald, dat onlangs
in het Wyker Meir een ThoUyn zou gevangen
zyn, die wel tien Voeten lang was.
De Heer G ronoviu s betrekt tot zyne Soort
van Makreel, die negen Vinnetjes wederzyds aan
de twee-Vinnige Rug, en een dubbele Stekel aan
de Navel (*) heeft; niet alleen deeze Soort van
Lm*
(*) Scomber pinnulis utrinque novem in Dorfo dipterygioj
lpi»a duplici ad Anum. Zo’óphyl. Gron. Faic. I. N. 30J.
I . D sïL. VIII. Stuk. #
XXX.
Hoofd.
stux.
Grootte.