XXXII.
H oofdstuk.
Vliegende
V tfb.
inzonderheid by nagt, dikwils op de Schepen
neerftryken en verftrekken dan tot Spyze.
Op de gemelde Eilanden, in de Middelland,
fchè Zee , vindt ménze zelfs te koop , zo
WïLLOUGHBY getuigt.
De gene, dien hy befchryft, was drie vierden
van een Voet lang en die , welken de
Heer Grqnovius zo omftandig affehetfte,
hadt de langte van een Voet. Ook getuigt
Charlïton , dat zy nooit de grootte van anderhalf
Voet te boven gaan. De vliegende
Vilch , dien ik gedroogd heb , volnaaaktelyk
met de nevensgaande Afbeelding overeenkom-
ftig ; is juift anderhalven Rynlandfchen ,Voet
laDg, met eene dikte van drie Duimen: zyne
Borftvinnen o f Vlerken zyn tien'.Duimen lang
en v y f Duimen breed. Zyn Kop heeft van
agteren vier fterke ftyve fpitfe Uitftekken,
waar vaD flegts twee in de Afbeelding zig ver*
toonen; dewyl de andere, om laag zitten dé,
door de Vlerken bedekt worden (*),
Dé figuur van ’t L y f is langwerpig Spilrond,
naar agteren fpits loopende, met den Kop
breed, plat en tuffehen de Oogen h o l, zynde
ge-
(? ) Veel verfchilt ftnze Afbeelding, naar ’t Leven gemaakt,
Tan die welke men vindt in ‘t Werk van Watsqn , zynde
de Zee-Zwaluw van Salvianus , onvolkomen , met een
platte Staart enz, en verkeerd aangehaald , bladz. iSi J «k
ook van dié, welke in ’t Werk van Bradley , genaamd
Wysg. Verhoud, von de Werken der Natuur , op PLAAT
VIII. gebiagt is , eh den anderen Vliegende Vifch of Ze«>
Zwaluw (Exesaeus) fchynt te willen aanduiden.
gedekt met een Beenige Schulp, van verfcheU
derley Kleuren , geelagcig Mu" en _ XXXII.
jcer paarfch. Het geheele L y f n bedekt met Hoofd.
harde, ruuwe Schubben, waar van ieder in ’t s t u k .
inidden hoog op loopt, maakende dus elke ry
zo veele evenwydige Streepen, van den Kop
tot aan de Staart (trekkende. De Kieuwendek,
zeis hebben, gelyk de Kop van agteren, ieder
een fterken ftyven Doorn. Op de Rug was de
Kleur bruin , aan den Buik Zilveragtig. Dé
Vlerken waren donker Olyfkleur, hier en daar
met blaauwagtigc «reepjes en vlakken getekend.
Dat de Beentjes der Borftvinnen en der Buikvinnen
niet getakt z y n , onderfcheidt deezea
genoegzaam van de Koekkoeken en Zee-Zwa-
luwen, zo W ïL L O U G H B Y aanmerkt. Hy vondt
in dezelve’n 27 o f ?8 Beentjes, waar van de
vier voorften kort, de vyftien volgende lang ,
en de overigen weder kort waren , en voor
dezelven ging een Vinnetje van 6 Straalen, In
de Vlerken van den mynen tel ik ruim 20 Beent-
jes; ’t welk byna overeenkomt met de Kenmerken,
die onze Autheur opgeeft. De Heer
G ronovius hadt ’er 19 gevonden in de Wieken
van het Voorwerp dat hy befchryfc, ”t welk ia
de voorfte Rugvin <5, in de agterfte 8 Straalen,
in de Buikvinnen 5 , in de Aarsvin 6 en 18
Beentjes in de Staartvin hadt; alles weinig ver-
fghillende met de Telling van W illoughby.
i. Du l . VIII, Stwk., XXXHï,