IV. gewoonlyk. In het Kieuwenvlies worden van
Afdeel. ^ £0t io en meer Beentjes geteld (*).
H o ^ 1’ ’t Getal der Soorten is , by onzen Autheur,
stuk. " vierentwintig, die hy in viér Afdeelingen-heeft
soorten, gebragt; waar van de eerfte ouder den, naain
* Trutt& vaij Forellen * voorkomt, o f Salmen die het
' L y f bont hebben; de tweede onder dien van
| Osm er i Spieringen f , welker Rug- en Aarsvin tegenover
elkander ftaan; de derde onder dien
i C c r e io n i van Houtingen | , met de Tanden naauwlyks
zigtbaar; de vierde ondei; dien van Braasem-
$ C h a ra c in i agtige§ , in welken het Kieuwen-Vlies niet
meer dan vier Straalen heeft. In de eerfte
Afdeeling zyn e l f , in de tweede twee, in de
derde v y f , in de vierde zes Soorten. De Heer
Gronovius fcheidt de laatftgemelden af van
dit Geflagt.
I. A f d e e l i n g .
Die het L y f bont hebben.
ïv
Salar.
Salm.
( j ) Salm, met de Snoet voorby de Onderkaak
uitlteekende.
Salm
(*) LiNN/EUS zelf tekent ’er 12 aan , en ik vind door
Stellerus gemeld, dat ’er zyn die 13, 14., ja 18 Beentjes
in het Kieuwenvlies hebben. Nov. Comm. Acad.Petrop. Tom.
III. p. 417- ®
(1) Salmo Roftro ultra inferiorem Maxdlam prominente.,
ART. Gen 11. Syn. zz.. Spec. 48. Faun. 'Suèck 306. Syft.
Nat. X. Gen. 152. Salmo omnium Autorum. Wi l l . p. i8s-
192. RAJ. p. 63. CHARLET. p. 130. JONST. Tab. XX Ut.
f. I.
Salm, die de Staart naauwlyks gevorkt heeft,
het bovenfte der Zyden alleenlyk met zwarte
Vlakken befprengd; wordt deeze van den Heer
Gronovius getyteld. Het is de gewóone
Salm, die men Lacbs noemt in Duitfchland, ia
Sweeden L a x , in Finland Lobs. By de Grieken
vindt men 'er geen gewag van gemaakt, en onder
de oude Latynfche Schryveren, zelfs, is
Plinius de eenigfte die ’er van fpreekr. Zo
onbekend, nu, als hier uit blykt dat by in de
Zuidelyke deelen van Europa z y , zo gemeen
is deeze Vifch in ’t Noorden: ja hy zwemt
zelfs de Rivieren op, en komt dus tot aan Swit-
zerland, in de Rhyn. In alle Rivieren van
Groot-Brittannie vangt men hem , jaarlyks,
zeer menigvuldig. Ook valt hy overvloedig
in de Waal en Merwe, Maas , als ook op de Lek
enYsfel: zö dat men te Dordrecht, Schoonhoven
en Kampen, als ook te Geertruidenburg
en elders in ons Land , ’er veel VertieriDg van
heeft: doch de ftapel van deezen Vangft is,
eigentlyk gefproken, opdeStroomen van Sweeden
en Noorwegen, o f van het zogenaamde
Noordland. Dewyl nu de Heer G isler een
zeer omftandige befchryving van die Visfchery
aan de Koninglyke Akademie van Stokholm
medegedeeld heeft ( * ) , zal ik daar uit het
weezentlykfte hier voordraagen.
„ Drie*
(*) Ö9a* Iton. vêcïjteö. 9Eftab. ba*
fcnfcö- %fo§anbï. auf baëfaör 1751 aub 1752
•XIII. & XIV. %anb.
I. De el . VIII. Stuk, I
X X X V I .
Hoofdstuk.