494 B E S C ïf R Y V I N c v a n
APa Kop kefpeur ^ ’er zo min aan, als de Heer
XL1X * Gronoviüs die vinden kon in zyn Voorwerp
H o o f d - van drie Duimen lang, Hec onze heeft, bo-
ƒ t u k . vendieD, eenige uit het L y f o f uit de Huid
jr!fch^een' gegroeide Vezelen of Byhangzels, die in de
Aftekening, welke omtrent driemaal langer en
breeder is dan onze Figuur, geelagtig zyn, De'
enden van de Rug- en Aarsvin komen meer dan
f ;£. 7. een Rynlandfchen Voet van elkande;. Het andere
Voorwerp, dat de Rug- en Aars vinnen
Lancetvormig en naby deStaart geplaatft, maar
niet daar mede vereenigd heeft, vind ik , in de
Tekening , Afchgraauwagtjg met eenig paarfch
gewolkt én zwart gerand , doch in de Bek geel.
agtig. Daar zyn die Vezelen niet aan: het is
een weinig langwerpiger, en“ ook iets meer dan
op een derde verkleind, in langte en breedte.
In de Verhandelingen der Sociëteit van Bo-
nonie of Bologna in Italië, worden deeze bei-
de Soorten voor oogen gefield : waar uit
blykt, dat men deeze Schepzels ook in de Mid-
. dellandfche Zee ontmoet. De Heer Plancus,
van Rimini, kogt in den jaare 1731 aldaar een
Mola, die veertien Pond zwaar was, byna met
onze Afbeelding, Fig 6 , overeenkomftig, doch
eens zo lang als breed; de Huid zagt en van
Zilverkleur. Dezelve hadt geen Tanden, mafir
harde Beenige Kaaken:men vondt ’er geen blyk
van Ooren of Neusgaten aan : de Oogen waren
zeer groot; de Herfenen zeer klein, weegende
naauwlyks een, Vierendeel Loots. Deeze Vifch
gaf
D E S t e k e l b ü i k e n . 4 9 5
gaf by nagt geen Licht: hy hadt weinig V e t, !V.
en leverde geen Olie of Thraan van belang ArDEgL*
uit, door ’ t koöken. Het Vleefch was zeer j_ ^ Fq
blank, beftaande uit Spieren, die zig van den stuk.
Kop naar de Staar: regt uit ftrekten , over Graa- MjUnfleen.
ten loopende, die Waaijerswyze gefchikt waren.
Het ftonk n ie t , zegt h y , en was niet
onaangenaam van Smaak, gelyk 'aangetekend
wordt van fommigen, die ’er als een Venyn
voor den Menfch van maaken (*}.
De zelfde Italiaan kogt, in den jaare 1750, MonftrCUS
wederom een zodanige ;■ doch in ’t jaar 1753
werdt ’er een op de Vifchmarkt gebragt, die
niet alleen door zyne Gefialte, maar ook door een
Monftreufe Grootte, van de anderen* verfchil-
de." Hy was, naamelyk, over de vier honderd'
Pond zwaar, en werdt, als een Zee Gedrocht,
aan ’t Volk vertoond. P l a n c ü s kogt deezen
ook, en hadt dus gelegenheid om hem zeer
naauwkeurig te onderzoeken.- De Afbeelding,
welke zyn Ed. ’er van geeft , 'komt naait
overeen met onze Fig. 7 , hebbende ook dien
ronden band aan ’c begin van de Staart. De
Vinnen waren van de Staart afgezonderd, die
niet zekere Vinnetjes of Kwaftjes hadt, gelyk
itt de anderen, maar aan den omtrek als geplooid
(*) AH. Bonen. Tom, II. Part, 1. p. 297- Oe Heer Gro.
K O V lü S tekent van deezen aan, dat de Icaliaanen hem P e fie
JSotuzzo noemen, zyfade niet eetbaar en wordende wegens den
Stank overal weggeworpen. Z'óbph. Grm, Faic. I, pag. 50.
N. 18«.
1, D e e l . v i i i . s t u k ,